Japan wil verbod op commerciële walvisvangst opheffen
Het is een bijproduct van wetenschappelijk onderzoek in Japan, maar ook een van de duurste delicatessen in het land: het dieprode vlees van de walvis. Japanse schepen vangen de zeezoogdieren in de wateren ten noorden van Japan voor onderzoek en om het vlees nuttig te gebruiken wordt het aan handelaren verkocht om uiteindelijk in dure restaurants op een bord te belanden.
Vanwege het internationale verbod op commerciële walvisvangst halen de Japanners de laatste twee decennia lang niet zo veel walvisvlees binnen als ze zouden willen. De vangst bedraagt nu ongeveer 1000 ton per jaar, maar als het aan de Japanse regering ligt, zou dat wel eens veel meer kunnen worden.
Tijdens de jaarlijkse conferentie van de International Whaling Commission (IWC) die vrijdag in Ulsan, Zuid-Korea, van start gaat, zal de Japanse delegatie aansturen op een opheffing van het huidige verbod op commerciële vangst.
Tegenstanders van de commerciële walvisvangst zien de IWC-conferentie met zorg tegemoet. Voor de eerste keer sinds het verbod op commerciële walvisvangst in 1986 werd ingesteld lijken voorstanders van de vangst in de meerderheid te zijn. In totaal zijn 61 landen, waaronder Nederland, aangesloten bij de IWC, die zorg moet dragen voor het behoud van de walvisstand en onderzoek naar alle facetten daarvan ondersteunt.
Het is onwaarschijnlijk dat het verbod op commerciële walvisvangst op de aanstaande IWC-conferentie zal worden opgeheven -daarvoor is toestemming van driekwart van de IWC-leden nodig- maar het is zeker niet onmogelijk dat huidige verdragen zullen worden aangepast om het uitbreiden van onderzoeksprogramma’s of beperkte commerciële jacht mogelijk te maken.
Joji Morishita, een van de Japanse afgevaardigden naar de conferentie, meent dat de bijeenkomst een keerpunt kan zijn: „Wij zeggen niet dat we zo veel walvissen moeten doden als we zouden willen. Internationaal toezicht is belangrijk. Als bijvoorbeeld Australiërs geen walvis willen eten, prima. Maar zij hebben niet het recht ons de wet voor te schrijven op basis van waardeoordelen.”
De internationale milieuorganisatie Greenpeace is inmiddels weer begonnen met een campagne tegen de commerciële walvisvangst. Op haar website claimt de organisatie dat de Zuid-Koreaanse autoriteiten van plan zijn in Ulsan een verwerkingsfabriek voor walvis- en dolfijnenvlees te bouwen. De organisatie heeft in de omgeving van de stad een ’walvisambassade’ opgericht als publiciteitsstunt.
Zuid-Korea verhandelt vlees van walvissen die per ongeluk gevangen worden. Het vreemde is echter volgens Greenpeace dat de Zuid-Koreanen honderd keer zo vaak per ongeluk een walvis vangen als andere landen. Noorwegen jaagt sinds 1993 weer op walvissen. De Noren werken met een quotum, dat voor dit jaar door de regering is gesteld op 797 dwergvinvissen. Ook IJsland heeft de walvisjacht in 2003 hervat, zij het voor onderzoek. Noorwegen is niet gebonden aan het verbod op commerciële vangst omdat de IWC toestaat dat haar leden de afspraken die zij niet zien zitten naast zich neerleggen. Binnen de Japanse regeringspartij gaan echter steeds meer stemmen op om het Japanse IWC-lidmaatschap op te zeggen indien versoepeling van de afspraken over walvisvangst uitblijft.
Een kilo bevroren walvisvlees levert de Japanse groothandelaar ruim 40 euro op, aldus een handelaar op de vismarkt in Tokio. Het vlees van de walvisstaart wordt beschouwd als het neusje van de zalm en kost bijna 150 euro per kilo bij de groothandelaar. „We volgen de regels van de IWC”, aldus Morishita. „Het zou jammer zijn als we dit vlees lieten verrotten.”