God beloofde onder de joden, in de tijd van de Romeinse overheersing, een ellendig en een arm volk dat op Zijn naam zou vertrouwen, te doen overblijven. Diezelfde God leeft nog en heeft onder veel uiterlijke christenen ook nog een ellendig en een arm volk, dat op zijn Naam vertrouwt, in onze dagen doen overblijven.Het getal van zulke mensen is echter niet groot. Er zijn nog velen die voorstanders zijn van een godzalig leven, maar zij tonen weinig bij ondervinding van die ellendige en arme gestalte van het hart van een waar christen. Zij tonen weinig van dat gedurig worstelen met de Heere Jezus, dat evangelisch bedelen en zich ootmoedig neerwerpen voor Zijn voeten, ja, dat achteraan schreien.

Ik houd niet van dat lichtvaardig oordelen over iemands staat, maar kan niet nalaten te zeggen dat ik zo weinig van dit ware geestelijke werk zie. O geliefden, leer een onderscheid te maken tussen arm en ellendig te zijn naar lichaam of naar ziel en arm te wezen in een godvruchtige gestalte van het gemoed. Bedenk terdege dat ellendig en arm te zijn naar lichaam of naar ziel een bewijs is van ware genade door de Heere Zelf gewerkt. Het is gebrek te hebben aan licht, kracht en troost en met ootmoedigheid en kleinheid van het hart zijn gebrek, schuld en onmacht te zien. Ja, hoe armer bij zichzelf, hoe rijker bij God. God wederstaat immers de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij Zijn genade.

Cornelius van Velsen, predikant te Groningen (Zeven predikatiën, 1759)