„Eén cake is niet genoeg voor al die schade”
„Ops, hier Kilo 1, over. We verplaatsen ons met twee auto’s van de base richting Kabul, over.” Twee Nederlandse legervoertuigen van ISAF (International Security Assistance Force), de internationale troepenmacht voor de beveiliging van Afghanistan, rijden achter een gebutste Toyota stationwagen het kampterrein af.
In de tweede auto maakt adjudant Willem Siemensma contact met het commandocentrum, zodat de achterblijvers weten waar de Nederlanders naartoe zijn. Er verblijven ruim 200 Nederlandse militairen in het kamp, de meesten afkomstig van de luchtmobiele brigade. De eerste lichting Nederlandse ’Isaffers’ is al naar huis en vervangen. De drie Nederlanders die vanmiddag op pad gaan, behoren echter tot de ISAF-staf en hebben andere taken. Hun kleine colonne slaat ditmaal niet linksaf richting de hoofdstad, maar rechtsaf de weg richting Jalalabad in, op weg naar de bergen.
„Gisteren stond er opeens een Afghaanse generaal voor de deur”, vertelt kolonel Henk de Koff. „Hij wilde ons laten zien hoeveel problemen hij heeft en vroeg of we tijd hadden om met hem een trip langs een paar locaties te maken.” Wat de Afghaanse generaal precies van de ISAF-macht wil, weet De Koff niet. Maar omdat het als plaatsvervangend brigadecommandant van de troepen uit Nederland, Duitsland, Denemarken en Oostenrijk zijn verantwoordelijkheid is om contacten te onderhouden met de lokale Afghaanse autoriteiten, nam hij de uitnodiging graag aan.
Eerder op de ochtend had hij een ontmoeting met alle generaals, die ieder met hun eigen eenheden een deel van Kabul beveiligen. Hij probeerde erachter te komen wie nu eigenlijk verantwoordelijk is voor welk stukje van de stad. „Het is moeilijk, omdat ze elkaar niet vertrouwen. Geen van die generaals laat het achterste van zijn tong zien waar de anderen bij zijn. Maar ze zaten vanochtend in elk geval samen met mij in één kamer, en dat vind ik al heel wat.”
De Nederlandse kolonel is sinds maart dit jaar in Kabul. Hij is normaal gesproken gelegerd in zijn woonplaats Apeldoorn. Zijn tweekoppige staf bestaat behalve uit adjudant Siemensma uit Nunspeet, die normaal bij de communicatietroepen in Bussum werkt, uit zijn vaste chauffeur John van der Booren uit Grootebroek. De kolonel beschouwt dit als de mooiste missie uit zijn carrière, en zegt dat hij ook nog eens de mooiste baan van ISAF heeft.
„Ik ben voortdurend de deur uit. Nu weer met de generaal, morgen weer met een minister, overmorgen met onderwijzers die onze hulp inroepen om een school te bouwen. Ik heb zo’n plezier in dit werk. In de korte tijd dat we hier zijn, is er al zoveel veranderd. Vooral sinds de terugkeer van de koning zie je de stad veranderen. De burqa’s gaan af, iedereen loopt op straat, overal zijn kleine winkeltjes opengegaan. Je merkt aan alles dat de mensen zich veiliger zijn gaan voelen. Men waardeert hier onze aanwezigheid. Dat heb ik tijdens andere missies wel eens anders meegemaakt.”
Generaal Faizel Haq, een Panshiri Tadzjiek van de Noordelijke Alliantie, heeft maar één object op zijn programma staan. Hij neemt de Nederlanders mee naar een voormalig fabrieksterrein in Puli Chergi, even buiten Kabul. Hier lag tot voor tien maanden geleden een militaire kazerne met een fabriek zo groot als de Amsterdam ArenA, waar allerlei militaire apparatuur werd gerepareerd. Van de kazernes en de fabriekshal staat inmiddels geen steen meer op de andere. Metershoge bergen verwrongen staal, onderdelen van autowrakken, bakstenen, gruis zo ver het oog reikt. „Wat een troep”, verzucht kolonel De Koff tegen zijn vertaler. „Vraag hem maar wat hij van ons wil.”
De Afghaanse generaal is een oude, gebroken man. Hij heeft de hulp van ISAF nodig met het onder het puin vandaan halen van specifieke apparatuur. Hij gebaart naar het terrein. Vroeger heeft hij hier zelf als ingenieur gewerkt. Hij zorgde ervoor dat auto’s werden gepantserd en allerlei ander wapentuig gereed werd gemaakt voor hergebruik.
Na de inname van Kabul door de Taliban heeft hij moeten vluchten. Omdat er achter op het terrein een groot autokerkhof ligt waar oude tanks en wagens die zelfs door Afghaanse ingenieurs niet langer konden worden opgelapt, waren neergezet, meenden de Amerikanen in oktober 2001 op basis van luchtfoto’s vervolgens dat zij een grote slag sloegen. Zij dachten dat alle geparkeerde voertuigen gewoon op een parkeerterrein stonden en verwachtten een regionaal militair hoofdkwartier van de Taliban in handen te krijgen. Met grote precisie bombardeerden zij de fabriek tegen de grond, hopend hiermee ook vele Taliban-strijders onschadelijk te maken. Het gebouw stond echter leeg en er vielen geen slachtoffers.
Kolonel De Koff beklimt een lage heuvel van verpulverde bakstenen en kijkt om zich heen. Het is eigenlijk al direct duidelijk: ISAF kan de generaal niet helpen. „We hebben projecten lopen op het gebied van de wederopbouw van de stad, maar dit is te groot. Dit kunnen wij niet aan. Zoveel materieel hebben we niet”, laat hij zijn tolk uitleggen.
Het huilen staat de generaal nader dan het lachen. Hij wil zijn aggregaten en lasmachines terug, maar de puinhoop is eenvoudigweg niet te overzien. Hij zou niet weten waar te beginnen. Hij wijst naar een zijvleugel van de fabriek, waarvan de voorgevel is ingestort, maar waar binnen nog het een en ander overeind staat. Op twee hoog zijn de kromgebogen resten van een rij archiefkasten te zien, vol boeken en papieren. „Kunnen jullie ons dan in elk geval helpen met het weghalen van de administratie? Ik heb de administratie nodig”, zegt hij. „Er ligt hier nog van alles uit de tijd van de Russen.” Wat boeken en papieren weghalen met een shovel, dat zou volgens de Nederlandse kolonel en zijn adjudant nog wel kunnen.
Dan is het tijd voor een kopje thee bij de buren. En een stukje Amerikaanse cake. De ironie wil dat in de kazernes onmiddellijk naast de fabriek Amerikanen zijn neergestreken. Zij openden er vorige week een trainingskamp voor rekruten van het nieuw gevormde nationale Afghaanse leger. De piepjonge Amerikaanse sergeant aan de poort, die een week geleden aangekomen is, heeft een cake gebakken voor zijn Afghaanse collega’s. Hij offreert de Nederlanders en de Afghanen „met de complimenten van de Amerikaanse regering.” Kolonel de Koff wijst over zijn schouder naar de immense berg puin waar ooit de fabriek stond. „Eén cake is niet genoeg voor al die schade die jullie hebben veroorzaakt, hoor. Ik zou nog maar even flink doorgaan met bakken.”