Verstandelijk gehandicapte schiet tekort als ouder
Mensen met een verstandelijke handicap schieten als ouder vaak tekort in de opvoeding. Bij tweederde van hen dreigen hun kinderen problemen in hun ontwikkeling te krijgen.
Dat blijkt uit een onderzoek van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam dat staatssecretaris Ross van Volksgezondheid donderdag naar de Tweede Kamer stuurde. Het rapport geeft voor het eerst inzicht in het aantal verstandelijk gehandicapte ouders en de kwaliteit van hun ouderschap.
Bij ruim de helft van de naar schatting 1550 gezinnen met verstandelijk gehandicapte ouders zijn de kinderen uit huis geplaatst of zijn er signalen van verwaarlozing of mishandeling. Ruim 500 ouderparen slagen erin hun kinderen met ondersteuning goed op te voeden.
De onderzoekers van de VU en de UvA legden honderden huisartsen en gehandicapteninstellingen een vragenlijst voor en spraken met tientallen ouders en hulpverleners. Ze schatten het aantal ouderparen met een lichte of matige verstandelijke handicap op 1549. Prof. dr. D. Willems van de vakgroep huisartsengeneeskunde van het AMC noemt dit een gering aantal, wat een ander licht werpt op de „aanzienlijke maatschappelijke onrust” die vorig jaar over het onderwerp ontstond.
Toen stelde staatssecretaris Ross een ontmoedigingsbeleid voor verstandelijke gehandicapten met een kinderwens voor wanneer zou blijken dat zij geen kind kunnen opvoeden. Uit gesprekken met hulpverleners was haar gebleken dat het in veel gezinnen met verstandelijk gehandicapte ouders ernstig mis zou gaan.
Voor Ross staat voorop dat moet worden voorkomen dat een kind een toekomst vol verwaarlozing tegemoet gaat. Het belang van verstandelijk gehandicapten met een kinderwens moet worden afgewogen tegen het belang van het eventuele kind. Dat laatste belang weegt voor het kabinet zwaar. Als verantwoord ouderschap niet mogelijk blijkt, dan moet worden ingezet op een ontmoedigingsbeleid, aldus Ross vorig jaar.
In 789 gezinnen is de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld of zijn kinderen uit huis geplaatst. In nog eens 253 gezinnen is sprake van „problematisch ouderschap.” Kinderen krijgen er onvoldoende liefde en intellectuele en sociale steun. Voor de ouders betekent de opvoeding een bron van teleurstelling en uitzichtloosheid.
In 507 gezinnen is het ouderschap „goed genoeg.” Dit betekent dat er geen signalen zijn van mishandeling of verwaarlozing. Die ouders krijgen ondersteuning van familie of professionele hulp. Zij accepteren hun eigen beperkingen en zijn in staat adviezen op te volgen. De hoogte van het IQ blijkt geen doorslaggevende factor voor de mate waarin verstandelijk gehandicapten goede ouders zijn of niet.
De onderzoekers waarschuwen voor de verschraling van de professionele hulpverlening.
PvdA-kamerlid Smits vindt het onderzoek schandalige geldverspilling. „Ik heb er grote bezwaren tegen om een bepaalde groep mensen op grond van hun IQ uit te zonderen van het recht op het ouderschap. Praktisch gezien kan het volgens mij niet eens. Laat de staatssecretaris mij maar eens een bruikbare definitie van deze groep geven. Dat kan zij niet.”
De PvdA-politica zou niet weten waar de grens moet liggen. „Onder een IQ van 80 niet, maar daarboven net wel?”
Smits erkent dat er mensen zijn van wie bij voorbaat duidelijk is dat ze nooit op verantwoorde wijze kinderen zullen kunnen opvoeden. „Die mogen best ontmoedigd worden kinderen te krijgen. Dat gebeurt ook, door huisartsen, consultatiebureaus en maatschappelijk werkers. Maar verbieden kun je het ouderschap niet.”
Het kamerlid vindt het raar dat Ross geld besteedt aan zo’n onderzoek, maar ondertussen een eind maakt aan het gratis beschikbaar zijn van anticonceptie. „Die maatregel raakt ook verstandelijk gehandicapten, die niet zelden van een uitkering moeten rondkomen.”
Het laat SGP-kamerlid Van der Vlies „niet onberoerd dat kinderen van verstandelijk gehandicapte ouders blijkens dit onderzoek zo vaak in de knel komen.” Maar hij heeft daarmee nog geen pasklare oplossing voor het probleem. „In het maatschappelijk debat hoor je ideeën opborrelen zoals gedwongen sterilisatie. Maar daarmee raak je de integriteit van het menselijk lichaam. Daarom kom je niet verder dan het op zorgvuldige wijze ontmoedigen van deze mensen. Daarin hebben ouders, mentors en hulpverleners en ook de kerken een taak.”