Te weinig kennis en begrip voor autisten
Veel volwassenen en kinderen met autisme vallen buiten de boot door een gebrek aan kennis en begrip bij hulpverleners, mensen in het onderwijs en medici. Dat blijkt uit een onderzoek dat Stichting de Ombudsman en de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) deden onder meer dan 3000 mensen met autisme, hun ouders en partners. De presentatie van het rapport is donderdag.
Eigenlijk beginnen de problemen al bij de diagnose. Deze wordt gemiddeld in Nederland pas gesteld op 9–jarige leeftijd. Bovendien blijkt die vaak niet erg specifiek. Vergeleken met andere landen is het aantal autisten met de diagnose PDD–NOS (dat betekent: een niet nader gespecificeerde vorm van autisme) met 42 procent erg hoog. Met andere woorden: welke vorm van autisme het is, is vaak niet bekend. Daardoor is het moeilijker om de juist zorg, medicatie, onderwijs en hulpverlening te ontvangen.
Ongeveer 6,6 procent van de autistische kinderen is niet ziek, maar heeft toch een vrijstelling van de leerplicht, 1,2 procent zit zonder vrijstelling thuis. Volgens de onderzoekers gaat het vaak om kinderen die te slim zijn voor het speciaal onderwijs, maar die moeite hebben om toegelaten te worden op een gewone havo of vwo. „Het is heel vaak moeilijk om de juiste begeleiding te krijgen", aldus de onderzoekers. Het gebruik van antipsychotica lijkt onder autisten te zijn toegenomen, terwijl weinig bekend is over de bijwerking van de medicijnen die kinderen krijgen.
Autisten lopen aan tegen lange wachtlijsten in de zorg, voor behandelplekken voor kinderen en moeten lang wachten op een geschikte woning. Vooral begeleid wonen blijkt daardoor moeilijk bereikbaar. De helft van de volwassen autisten woont in een instelling of beschermde woonvorm, maar meer dan 40 procent is daar niet blij mee. Een groot deel (17 procent) van de volwassenen heeft verder geen werk of andere vorm van dagbesteding.