Grote meerderheid gemeenten wil leerlingen niet spreiden
Niet meer dan één op de vijftien Nederlandse gemeenten (7 procent) doet iets aan het spreidingsbeleid van scholieren. Elf procent van de gemeenten overweegt daar iets aan te doen. De overgrote meerderheid voert echter een dergelijk beleid niet en is dat ook niet van plan.
Dat concludeert het onderzoeksbureau Sardes in het woensdag verschenen rapport Spreiden is geen kinderspel. Sardes verricht het onderzoek in opdracht van de Onderwijsraad, de voornaamste adviesraad van minister Van der Hoeven. Voor het eerst werd het spreidingsbeleid van alle Nederlandse gemeenten bekeken.
Gouda begon al in 1981 met spreidingsbeleid en hield dat meer dan vijftien jaar vol. „Dat mag op zich al een succes worden genoemd voor een zo’n gevoelig onderwerp", menen de onderzoekers. Scholieren werden per bus naar andere wijken vervoerd.
In Tiel hebben de scholen begin jaren negentig afgesproken alle hetzelfde aandeel achterstandsleerlingen op te nemen. Maar in de wijk met de meeste allochtonen beginnen die streefcijfers te knellen. Er is sprake van witte vlucht, sommige allochtone ouders voelen zich benadeeld.
Basisschool De Fakel in Utrecht maakt al jaren gebruik van gescheiden wachtlijsten. Scholen in de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn trachten het ontstaan van zwarte scholen te voorkomen en hebben daarom afspraken gemaakt over het toelatingsbeleid.
In Deventer moest een vrijwel volledig zwarte school worden gesloten. De leerlingen werden verspreid over de andere scholen. Aanleiding was een klacht van Turkse ouders over de kwaliteit van het onderwijs op de school. Zij waren van mening dat hun kinderen op een zwarte school het Nederlands onvoldoende zouden leren. De ouders voelden zich niet serieus genomen.
Maar volgens het onderzoek van Sardes gebeurt er in de meeste gemeenten niets. De gemeenten die geen spreidingsbeleid voeren, doen dat in overgrote meerderheid niet omdat er weinig allochtone leerlingen zijn. Een aantal gemeenten voert andere redenen aan, zo willen zij niet ingrijpen in de keuzevrijheid van ouders.
Met een spreidingsbeleid willen de gemeenten segregatie tegengaan. Die doelstelling is voor 72 procent het voornaamste motief. Slechts 14 procent wil met de gedwongen verdeling van scholieren de leerprestaties verbeteren.
Gemeenten hebben in gemengde wijken het doel een school dezelfde kleur te geven als de bevolking van een wijk. Daarom richt het beleid zich op het bestaan van zwarte en witte scholen. Dat gebeurt meestal door het keuzegedrag van de ouders te beïnvloeden.
Daarbij is geen sprake van dwang. Als ouders zich niet willen laten verwijzen naar andere scholen, dan wordt hun keuze gehonoreerd, stelt Sardes. De rol van de ouders is cruciaal. „Het is een dilemma dat ouders aan de ene kant de belangrijke sleutel voor de schoolkeuze in handen hebben en aan de andere kant ongrijpbaar zijn, omdat iedere ouder zijn eigen afweging maakt".
De meerderheid van de gemeenten die spreidingsbeleid voeren heeft geen idee wat de gevolgen zijn. Zeven op de tien gemeenten (69 procent) weet niet of het beleid effect heeft voor de leerprestaties en 44 procent tast in het duister over de gevolgen op de samenstelling van de schoolbevolking.