Jeugd heeft meer interesse voor cultuur
Steeds meer jongeren weten de weg naar het museum te vinden. Maar ook het bioscoopbezoek neemt onder hen toe.
Dat blijkt uit een dinsdag verschenen rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Staatssecretaris Van der Laan van Cultuur nam de publicatie in Den Haag in ontvangst.
In het rapport, ”Cultuurminnaars en cultuurmijders”, geven de SCP-onderzoekers een beeld van de ontwikkelingen in de cultuurdeelname sinds het begin van de jaren tachtig. Aan de orde komen onder meer trends in het bezoek aan culturele instellingen en evenementen, de samenstelling van het cultuurpubliek en de omvang van de amateurkunstbeoefening in Nederland.
Samenvattend concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau dat de belangstelling voor populaire cultuur stijgt en dat de interesse voor klassieke cultuur zich handhaaft. Volgens het rapport zijn vrouwen meer geïnteresseerd in cultuur dan mannen. Daarentegen hebben juist de mannen belangstelling voor archieven en archeologie.
Met het lezen van boeken is het in Nederland merkwaardig gesteld. Hoewel de verkoop van het aantal boeken sterk stijgt, zetten minder Nederlanders zich werkelijk aan het lezen. In 1980 zei 48 procent van de bevolking eens per week een boek ter hand te nemen. Twintig jaar later was dit percentage gedaald tot 31.
In het rapport wordt geen onderscheid naar de levensbeschouwelijke achtergrond van mensen gemaakt. Wel is gebleken dat allochtonen minder belangstelling tonen voor cultuur dan de Nederlandse bevolking als geheel. Toch was er in de periode 1999-2003 sprake van een lichte toename van de interesse onder medelanders, constateert het SCP.
De gemiddelde stijging van het opleidingspeil van de Nederlanders heeft geen invloed gehad op de deelname aan cultuur. Oudere generaties zijn trouw gebleven aan de populaire cultuuruitingen waarmee ze in hun jeugd vertrouwd raakten; de belangstelling voor bioscoop en popconcerten onder mensen van middelbare leeftijd groeide. Hun interesse voor klassieke cultuur als ballet en musea stagneerde echter. Ouderen hebben meer dan jongeren belangstelling voor erfgoed, uitvoeringen van klassieke muziek, kunstprogramma’s op radio en tv en literair lezen. Jongeren richten zich meer op musea, (amateur)toneel, bioscoopbezoek en actieve kunstbeoefening.
De actieve beoefening van kunstvormen in de vrije tijd steeg van 48 procent in 1983 tot 51 procent in 1991, daalde naar 38 procent in 1995, om vervolgens weer te stijgen tot 44 procent in 2003. Eenderde van deze beoefenaren houdt zich bezig met beeldende kunsten, 21 procent met muziek en 5 procent met toneel.