Met de klas op reis in het lokaal
Is de leraar nog steeds lesboer of moet hij zich ontwikkelen tot coach? Het onderwijs is verdeeld over deze vraag. Prof. John van Dyk (69) biedt een uitweg. De Nederlandse Amerikaan heeft een heel eigen visie op onderwijs, die hij wereldwijd propageert. „Lesgeven is op reis gaan.”
Van Dyk -verbonden aan het orthodox-christelijk Dordt College in het Amerikaanse Sioux Centre- spreekt morgen op het Ichthus College in Veenendaal en komende dinsdag op de Jacobus Fruytierscholengemeenschap in Apeldoorn voor directieleden en docenten.
Hij volgt de discussie over onderwijsvernieuwing in Nederland met grote belangstelling. Is de leerling een leeg vat dat door de leraar volgestopt moet worden? Of moet de leerling zijn eigen vat vullen en helpt de leraar daarbij? Van Dyk laat zich niet verleiden tot een keuze, maar legt de vinger bij een zere plek: „Ik constateer een spanning tussen theorie en praktijk. Leraren geloven dit en doen dat.”
Om uit de impasse te komen, adviseert Van Dyk, van huis uit docent klassieke talen en filosoof, „een heleboel van de discussie over onderwijsvernieuwing” aan de kant te zetten. „Ik probeer een nieuwe richting te wijzen.” Daarvoor gebruikt hij een metafoor. „Lesgeven is op reis gaan. Daar zitten drie aspecten aan: leiding geven, ontvouwen en toerusten. De leraar is een gids die zijn leerlingen naar een doel leidt. Dat doet hij door kennis te ontvouwen en leerlingen toe te rusten. Hij gaat zijn leerlingen voor op de weg. De ene keer corrigerend, de andere keer bemoedigend. Maar nooit alsof hij een koe aan een touw meetrekt. Dan geef je wel leiding, maar ben je geen gids. Kinderen zijn geen dieren die getraind moeten worden. Die kant gaat het behaviorisme op. De leraar doet voor, de leerling doet na. Die opvatting kom ik veel tegen op traditionele scholen, maar daar ben ik bang van. Leerlingen zijn beelddragers Gods. Ik kan ze iets leren, maar ook iets ván ze leren.”
Voor het doel van christelijk onderwijs gaat Van Dyk -geboren in Apeldoorn, maar sinds 1951 weg uit Nederland- te rade bij Paulus. „In zijn brief aan de Eféziërs schrijft hij over de toerusting tot dienstbetoon. Dát is het grote doel van christelijk onderwijs. Niet dat leerlingen straks een hoop geld verdienen om in luilekkerland te kunnen leven.”
Een van zijn boeken, ”The craft of christian teaching”, kreeg als ondertitel: ”a classroom journey”. Van Dyk: „De reis in het klaslokaal gebeurt aan de hand van vakken. Die zijn niet neutraal. Alle leerstof heeft te maken met de werkelijkheid. Het is de vraag hoe wij die werkelijkheid zien. Voor christenen staat de werkelijkheid in het kader van schepping, zondeval en herschepping. Dát bepaalt of ons onderwijs christelijk is. Niet of we een bijbelverhaal vertellen of een lofliedje zingen.”
De consequenties van die opvatting gaan voor Van Dyk, die zich geïnspireerd weet door Abraham Kuyper, persoonlijk heel ver. „Ik geef drie tot vier weken per jaar les op een middelbare school. Bewust. Om het vak niet te verleren. Enige tijd geleden gaf ik les over vogels op een school in Canada. Dan zeg ik tegen de leerlingen: Vogels dragen een duimprint van God en maken deel uit van Zijn schepping. Wat betekent het Evangelie voor hen? Als we belijden dat God zeggenschap heeft over alle terreinen van het leven, dan moeten we dat ook in onze lessen duidelijk maken.”
In de discussie over onderwijsvernieuwing worden zaken tegen elkaar uitgespeeld waar Van Dyk niet aan mee wil doen. „Traditionele denkers gaat het om de inhoud, vernieuwers om het proces. De een interesseert zich voor de vraag: Wát leren we? De ander: Hóé leren we? In mijn visie gaat het om beide. Hoofdrekenen blijft nodig. Als we dat niet meer leren, verliezen we iets van onze menselijkheid. Tegelijk is het nodig dat leerlingen met rekenmachines en computers leren omgaan.”
Scholen die werkelijk goed onderwijs willen geven, zijn daar niet zomaar klaar mee, aldus Van Dyk. „Vóór alle dingen moeten ze zichzelf serieus een aantal kernvragen stellen. Wat is onze missie? Hoe zien wij de leerlingen? Wat is goed lesgeven? Welke leerstof vinden we belangrijk? Welk klimaat willen we in de klas? Er zijn scholen met een sterke competitiesfeer. Er kan er maar één de beste zijn. Hoe krijg je een sfeer waarin iedereen op zijn manier de beste kan zijn?”
Van Dyk reist veel. „Een van mijn baantjes aan het Dordt College is het verzorgen van lezingen over christelijk onderwijs. Ik kom op scholen in Amerika, Azië, Oost-Europa, Rusland. Gelukkig ontmoet ik veel enthousiasme voor mijn opvattingen. Een van mijn boeken is vertaald in het Spaans en het Koreaans. Dat bemoedigt.”
Leraren hebben het druk. Toch adviseert Van Dyk voldoende tijd voor bezinning te nemen. „Ga eens met de benen op tafel nadenken over goed onderwijs.”