Gedegen studie over politiegeweld
Titel:
”Politiewerk. Geweldgebruik van en tegen de politie in Nederland”
Auteur: Jaap Timmer
Uitgeverij: Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2005
ISBN 90 1302 667 2
Pagina’s: 606
Prijs: € 20,50. Zes politieagenten lieten het leven in de jaren zeventig. De jaren daarna daalde dat aantal tot gemiddeld één dode per vijf jaar. Toch is het geweld tegen de politie toegenomen. De studie ”Politiegeweld” brengt het geweld door en tegen de Nederlandse politie gedegen in kaart.
De Nederlandse maatschappij wordt steeds gewelddadiger. Sinds 1980 is het aantal geregistreerde geweldsdelicten meer dan verdubbeld: van 234 per 100.000 inwoners naar 573. In 2000 werden meer dan 90.000 processen-verbaal opgemaakt voor aan geweld gerelateerde criminaliteit.
Toch heeft die toename van het gebruik van geweld niet geleid tot een toename van geweld door de politie, concludeert dr. J. Timmer in zijn proefschrift ”Politiegeweld”. In de lijvige studie van meer dan 600 pagina’s analyseert Timmer hoe agenten geweld gebruiken tegen burgers en andersom. Het boek bestaat uit vijf delen. In het eerste deel wordt ingegaan op de probleemstelling, en worden beschikbare literatuur en de bestaande regelgeving voor het gebruik van politiegeweld in kaart gebracht. Ook wordt ingegaan op de bewapening en uitrusting van de politie.
Deel twee is spannender: de auteur staat stil bij geweldgebruik door de politie tussen 1996 en 2000, het vuurwapengebruik tussen 1978 en 2000 en het letstel dat burgers hebben opgelopen door het politiegeweld. Uit cijfers blijkt dat tussen 1978 en 2002 69 mensen stierven door politiekogels. Tussen 1996 en 2000 raakten tenminste 345 personen gewond door politiegeweld. Daarbij gaat het niet alleen om gewonden door gebruik van het pistool. Het overgrote deel liep letsel op door het gebruik van de gummiknuppel. In 4 procent van de gevallen gebruikte de agent ”geïmproviseerd geweld” door te slaan met bijvoorbeeld een zaklamp of portofoon. Agenten gebruiken relatief veel geweld tussen 00.00 uur en 04.00 uur, in het holst van de nacht dus.
Onder invloed
Het letstel dat agenten hebben op gelopen door geweld van burgers tegen agenten staat centraal in deel drie. Sinds de jaren zeventig is het aantal agenten dat gewond raakte bijna verdubbeld. Raakte in de jaren zeventig 10 promille van de agenten gewond door geweld van burgers, 25 jaar later was dat 17 promille. Vaak is agressie tegen de politie bedoeld om aanhouding te voorkomen. Ook wordt veel geweld uitgeoefend door personen onder invloed van alcohol of drugs. Opvallend is dat de registratie van deze vorm van geweld ontbreekt. Timmer noemt dat „chronisch ervaringsverlies.”
In het vierde deel wordt uitgebreid stil gestaan bij de verschillende geweldsspecialisten waarover de Nederlandse politie kan beschikken, zoals de Mobiele Eenheid (ME), het Arrestatieteam (AT) en de Bijzondere Bijstandseenheden (BBE’s). Aandacht geeft Timmer aan de zogenaamde VAG-teams: eenheden die zijn getraind in het aanhouden in groepsverband. De VAG-opleiding noemt Timmer een „waardevol instrument.” Bij de formatie van VAG-teams tekent hij echter aan dat het risico bestaat dat die teams officieuze arrestatieteams worden.
Het laatste deel bevat ten slotte de analyse, conclusie en slotbeschouwing. Volgens Timmer ontbreekt het de gewone agent in gevaarlijke situaties vaak aan leiding, vaste taakverdelingen en procedures. Ook mankeert het aan goede voorbereiding en gestructureerde informatie. Communicatie en evaluatie is evenmin optimaal. Verbeteringen in opleiding en training zijn daarom nodig, volgens de politiesocioloog. Hij pleit verder voor een landelijk registratiepunt voor politiegeweld.
Molukse kapingen
Op de inhoud van het proefschrift is niet veel af te dingen. Dat sommige cijfers ontbreken, valt de schrijver niet aan te rekenen: agenten blijken niet altijd even nauwkeurig te registreren. Wel had meer aandacht mogen worden gegeven aan de maatschappelijke context: als in de jaren zeventig veel geweld wordt gebruikt, is dat niet zonder reden. Wat waren de maatschappelijke verhoudingen toen? En hoe zijn die veranderd?
Een andere vraag die niet beantwoord wordt, betreft de BBE’s. Militaire bijstand was tot de Tweede Wereldoorlog altijd synoniem aan veel geweld. Bij de bestrijding van terrorisme in de jaren zeventig bleek dat opnieuw, toen onder andere mariniers ingrepen bij de Molukse kapingen. Tussen de regels door kan hier en daar worden afgeleid dat Timmer dat geweld niet proportioneel vindt, maar hij noemt dat niet expliciet. Een analyse van die inzetten had hier wellicht duidelijkheid over kunnen scheppen.
Juridische proefschriften zijn over het algemeen taaie kost. ”Politiewerk” is een uitzondering op die regel. Timmer ’illustreert’ zijn hoofdstukken rijkelijk met casussen, in hoofdstuk acht niet minder dan twintig. De omvang van die beschreven voorvallen varieert van één alinea tot zo’n anderhalve pagina.
Expertise
De verzorging van het boek is goed. Zo zijn veel grafieken en foto’s opgenomen. De trefwoordenlijst is redelijk uitvoerig, wat wel zo prettig is in een boek van 600 pagina’s. In de literatuurlijst ontbreekt in ieder geval één relevante historische studie: een artikel uit het onlangs verschenen boek ”Confrontatie en ontspanning”. Jammer is dat het boek nogal wat spelfouten bevat: politiechauffer bijvoorbeeld (blz. 275). Die foutjes daar gelaten, heeft Timmer op overtuigende manier opnieuw blijk gegeven van zijn expertise op het gebied van politiegeweld.