Bekeerling als professor
Met een indringend pleidooi voor historische diepgang en brede academische vorming inaugureerde de conservatieve rechtsfilosoof dr. A. A. M. Kinneging dinsdag als hoogleraar. „Waar dacht u dat Willem van Oranje de Leidse universiteit anders voor heeft gesticht?”
Kinneging werkt al als hoogleraar sinds augustus vorig jaar, maar hield dinsdagmiddag zijn oratie. Opnieuw bewees hij daarin dat Nederland een bijzondere professor rijker is. Dat deed hij ook al in zijn lijvige boek ”Geografie van goed en kwaad”, dat enkele weken geleden verscheen bij de Utrechtse uitgeverij Spectrum.
In dat boek komt Kinneging er openlijk voor uit een bekeerling te zijn. Ooit geloofde hij heilig in de zegeningen van Verlichting en Romantiek. Hij ging oude Romeinen als Cicero bestuderen met als doel hun primitiviteit te bewijzen. Maar wat hij ontdekte, was dat hun inzichten juist „verregaand superieur aan het nieuwe denken” zijn. Dat stelde hem vervolgens in staat om ook de oude Grieken -Plato en Aristoteles voorop- op „existentiële wijze” te lezen.
Vervolgens maakte Kinneging kennis met de christelijke traditie, waarvan hij veronderstelde dat het een terugval zou zijn ten opzichte van de klassieken, een „geestelijke barbarij.” Opnieuw moest hij echter zijn mening bijstellen. „Augustinus, Thomas van Aquino en de andere reuzen van het christelijke denken hebben wezenlijke dingen ingezien die voor de klassieken verborgen zijn gebleven (…) Ik kan me nog altijd geen christen noemen, zeker geen orthodox christen. Maar een liefhebber van het christendom ben ik wel geworden. De bijbelse traditie is een onmisbare bron van wijsheid, waar een ieder zijn voordeel mee kan doen, zelfs de meest verstokte atheïst.”
In zijn boek waarschuwt Kinneging er vooral voor dat de rijke deugdenleer uit de Grieks-Romeinse en de christelijke traditie niet ongestraft terzijde kan worden geschoven. Dat modern denkende, ’verlichte’ geesten wel alle ruimte willen bieden aan hoogmoed, hebzucht, wellust, toorn, gulzigheid, afgunst en traagheid, zet de moderne samenleving volgens hem onder zware druk. Ook wordt de slechtheid van de menselijke natuur ten onrechte ontkend.
In de oratie die hij dinsdag uitsprak, opende Kinneging de aanval op het oppervlakkige denken aan de universiteiten. De dominante opvatting over de rechtsgeleerdheid is dat studenten vooral moeten leren het geldend recht toe te passen, overigens zonder er zelf een moreel oordeel over te hebben, want dat is aan de politiek. Daar hebben ze ook het meeste aan wanneer ze op de arbeidsmarkt terechtkomen.
„We herkennen hierin de economische visie op mens en maatschappij”, aldus Kinneging. „Dat lijkt wel een algemeen geaccepteerd volksgeloof, dat in de plaats is gekomen van het geloof der vaderen.”
Volgens de Leidse rechtsfilosoof dienen juristen te waken voor „vakidiotie.” Brede academische vorming en historische diepgang in het curriculum moeten hen in staat stellen wel degelijk een moreel oordeel te vellen over bijvoorbeeld de zaak-Kelly, het gehandicapte meisje dat een schadevergoeding kreeg omdat ze door een medische fout niet is geaborteerd.
Universiteiten moeten het belang van een „brede, onbevangen blik op de werkelijkheid” voor hun studenten veel sterker onderkennen, aldus Kinneging. Anders leiden zij een toekomstige elite op die „moreel bijziend” is. „De universiteit is principieel anders dan de hogeschool, omdat daar die toekomstige elite wordt gevormd.”