Oudere militair zonder goede reden in de knel
Defensie lijkt zich zonder goede reden te ontdoen van haar loyale oudere ervaren militairen, stelt H. A. Couzy
.De aan de Tweede Kamer gestuurde ”1e voortgangsrapportage migratieplan” geeft een beeld van de stand van zaken in de Nederlandse krijgsmacht op 1 maart. In de rapportage verwijst de staatssecretaris naar de geplande stand van de totale formatie en een overzicht van het totale personeelsbestand nu (P: burgermedewerkers, beroeps onbepaalde tijd (BOT) en beroeps bepaalde tijd (BBT)).
Krijgsmachtbreed kan gesteld worden dat er op het gebied van P een onderrealisatie heeft plaatsgevonden van 1,4 procent (904 vacatures). Als het P-bestand van 1 maart (62.834 defensiemedewerkers) naast de defensiemigratiepadenbrief van 11 februari wordt gelegd, dan valt te constateren dat het per 1 maart bereikte aantal medewerkers ruimschoots onder het uiteindelijke beoogde van de komende jaren ligt. In 2009 mag volgens de staatssecretaris de krijgsmacht uit 64.336 defensiemedewerkers bestaan.
Als de Tweede Kamer het bovenstaande leest, is ongetwijfeld de gedachte: „We hebben met zijn allen een megaprestatie geleverd en dit laatste is goed voor defensie en haar medewerkers.” Immers, van gedwongen ontslagen zal geen sprake meer zijn. Er is nu al sprake van een onderrealisatie en we mogen de komende jaren zelfs weer gaan uitbreiden met 1500 medewerkers.
De rekenmeesters zien dit echter anders. In de rapportage geven zij aan dat het beoogde bestand van beroeps onbepaalde tijd (BOT) achter loopt ten opzichte van de planning. Ten opzichte van het gewenste bestand op 1 maart zijn er 269 BOT’ers te veel. Ten opzichte van de realisatie op 31 december 2007 dient het BOT-bestand met nog ongeveer 2300 af te nemen. In de rapportage sluit de werkgever daarom niet uit dat er alsnog BOT-personeel gedwongen moet afvloeien.
Verbazing
Gezien het feit dat de boekhouders de macht hebben binnen Defensie is het bovenstaande beangstigend. Wat de Federatie van Nederlandse officieren en hoger burger (FVNO) echter heeft verbaasd, is dat de beschikbare financiële ruimte niet in de rapportage is opgenomen en wel om de volgende redenen: Bij een onderrealisatie van in dit geval 904 medewerkers zijn er óók geen kosten aan deze medewerkers verbonden, er blijft dus geld aan de strijkstok hangen; er is nagenoeg geen verschil in exploitatiekosten tussen BOT- en BBT-personeel dat qua rang en diensttijd gelijk is. Het maakt dus niet uit of een ’jonge’ militair BOT’er of BBT’er is.
De FVNO plaatst grote vraagtekens bij de wijze waarop de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het lijkt er volgens haar op dat Defensie zich gedwongen ontslagen tot doel heeft gesteld. Zelfs als er (nagenoeg) aan de financiële kaders voldaan kan worden, wenst Defensie zich te ontdoen van haar loyale oudere ervaren militairen, terwijl met een iets humaner beleid, door middel van natuurlijk verloop en het doorschuiven van een onderexploitatie naar jaren dat een overschrijding misschien aan de orde is, óók ruimschoots aan de doelstellingen kan worden voldaan.
De auteur is luitenant-generaal b.d., oud-bevelhebber van de landmacht en voorzitter van de Federatie van Nederlandse Officieren en Hoger Burgerpersoneel (FVNO).