Riskant vermaak
Veel bezoekers van attractieparken, gemiddeld zo’n 800 per jaar, komen terecht bij de spoedeisende eerste hulp. Vooral jeugdige bezoekers zijn het kind van de rekening. Nemen de uitbaters van de parken de veiligheid serieus? Ja, zeggen inspecteurs van erkende keuringsbedrijven, maar een ongeluk kun je niet uitsluiten. „Je weet nooit wat er gebeurt.”
Op de vrijdag voor het pinksterweekend zijn de rijen voor de kassa van Duinrell meterslang. „Heerlijk, dit weer”, verzucht een van de bezoekers.
Bij de Aqua Shute, een waterattractie waarbij kinderen en volwassenen in een minibootje van een steile glijbaan schuiven, staat Ron de Graaf. Aandachtig richt hij de camera op zijn dochter. Als ze uitbundig gillend het publiek passeert, drukt De Graaf af. „Een plaatje”, voorspelt hij. De grote digitale klok aan het eind van de baan klokt 34,2 kilometer per uur.
„Ik had 69,5”, geniet De Graaf nog na van zijn ritje. „Mijn vlotje bleef glijden tot aan de klok.” Of hij het eng vond om als volwassene het minibootje in te stappen? „Welnee, daar is niks engs aan. Daar bovenin zit je muurvast. Je kunt geen kant op.”
Afgelopen weekend vielen er in het Limburgse pretpark Toverland in Sevenum vijf gewonden toen een boot bij een afdaling in een bocht te veel vaart maakte en met de inzittenden buiten de baan terechtkwam. Een paar weken daarvoor raakte in het Belgische pretpark Bobbejaanland een koppeling tussen twee treinstellen los. Beide wagons rolden daardoor naar het laagste punt van de baan, waar ze vervolgens op elkaar botsten. Er vielen 25 gewonden.
De Graaf heeft er zijdelings iets van gehoord, maar nu hij in Duinrell is, houden de ongelukken hem niet bezig. „Ik heb er nog geen seconde bij stilgestaan. Natuurlijk moet je de regels wel in de gaten houden. Maar dat moet je toch overal?”
Vakantiestemming
Jaarlijks belanden gemiddeld ongeveer 800 bezoekers van attractieparken door grotere of kleinere ongelukken bij de spoedeisende eerste hulp. Het gaat vooral om jeugdige bezoekers.
„De 1,3 miljoen mensen die hier jaarlijks komen, zijn enthousiast”, zegt Philip H. baron van Zuylen, directeur van Duinrell. „Ze zijn in vakantiestemming en willen leuke dingen doen. Daar moet je rekening mee houden.” De directeur heeft de veiligheid van zijn bezoekers hoog in het vaandel staan. „Veiligheid is continuïteit, zeg ik altijd, en dat geldt voor alle parken. Maar veiligheid en vermaak botsen wel eens.”
Een voorbeeld? „Een aantal attracties in Duinrell is alleen toegankelijk voor bezoekers vanaf een bepaalde lengte. Dat geven we bij de ingang duidelijk aan. Toch horen we regelmatig van boze vaders, die zeggen: We hebben 20 minuten in de rij gestaan. Waarom hoor ik pas hier dat mijn zoon er niet in mag?”
Mankementen
Rond de 800 gewonden per jaar? Dat getal zegt mij weinig, zegt Kees Bakker, senior surveyor en coördinator inspectie pretparken van het door de overheid erkende keuringsbedrijf Det Norske Veritas uit Rotterdam. „De vraag is namelijk wie je onder die gewonden rekent. Een kind met een schrammetje? Een puber met een blauwe plek? Als je dat allemaal op één hoop veegt, kom je vanzelf bij grote aantallen uit.”
Om de risico’s in attractieparken juist te taxeren, is het volgens Bakker zaak drie soorten incidenten te onderscheiden: incidenten die worden veroorzaakt door technische mankementen, gewone ongelukjes zoals een valpartij, die vooral te maken hebben met onvoorzichtig gedrag, en als derde „die tragische gebeurtenissen waarbij niemand echt iets te verwijten valt.”
Een voorbeeld van de laatste categorie is volgens Bakker het ogenschijnlijk raadselachtige overlijden van een 13-jarig meisje in pretpark SixFlags in Flevoland in 2001. „Het meisje overleed aan de gevolgen van een slagaderlijke bloeding, na een rit in de achtbaan. Een na haar overlijden uitgevoerde sectie bracht de doodsoorzaak aan het licht.”Echter, zo betoogt de inspecteur, een attractiepark moet vooral worden afgerekend op ongevallen voor technische mankementen. „En die doen zich in Nederland niet of nauwelijks voor.”
De inspecteur wil niet verhelen dat hij tijdens zijn jaarlijkse inspecties regelmatig verouderd materiaal tegenkomt dat toch „met een redelijke mate van urgentie” moet worden vervangen. „Dan denk ik bijvoorbeeld aan een draaimolen. Soms zijn die dingen wel tachtig of negentig jaar oud. De meeste zijn niet stuk te krijgen. Op zich is daar ook niks mis mee, maar goed onderhoud is dan wel noodzakelijk. Je kunt je voorstellen dat heel erg verouderd materiaal niet meer voldoet.”
Vooral de elektrische installatie van een draaimolen is een kwetsbaar punt, stelt Bakker. „Ik heb wel eens tegen een uitbater gezegd: Als jij die motor niet vlug vervangt, kun je er op wachten dat de eerstvolgende bezoeker die een ritje maakt onder stroom komt te staan. Daar stond hij wel van te kijken.”
Rare dingen
Inspecteur René Stoffelen van AIB-Vinçotte uit Breda heeft wel sterkere staaltjes van onveilige situaties meegemaakt dan een draaimolen met een verouderde motor. Jaarlijks gaat zijn bedrijf in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo’n 35 tot 40 procent van de Nederlandse attractieparken langs voor een periodieke keuring.
Voorbeelden wil de inspecteur liever niet noemen. „Dat geeft geen pas”, stelt hij, maar na enig aandringen wil hij -zonder namen te noemen- toch iets kwijt. „Tijdens de keuringen die wij uitvoeren, kijken we ook naar de bestanddelen die onder een dikke laag vet verborgen zitten. Dan kom je soms rare dingen tegen. Wat dacht je van een stalen kolom in een attractie die in een strenge winter helemaal kapot is gevroren? Je moet zo’n ding wel heel goed onderhouden, wil je dat zien.”
Zware attracties op een slappe bodem lopen een reëel gevaar te verzakken, stelt de veiligheidsdeskundige. „Dat is een groot risico. Het kan er toe leiden dat delen van de staalconstructie gaan scheuren. Voor je de tent weer opengooit, moet je dat wel verhelpen, anders heb je een probleem.”
Of attractieparken hem vooral inschakelen om zich in te dekken tegen de risico’s van aansprakelijkheid? „Nee”, zegt Stoffelen, „dat is beslist te kort door de bocht. Ik doe dit werk inmiddels al zo’n vijftien jaar en ben zo’n calculerende houding nog maar zelden tegengekomen. Zeker in het begin, in de jaren negentig, schakelden veel attractieparken ons op eigen initiatief in.”
In zijn oordeel over de incidenten die laatst in het nieuws kwamen, is Stoffelen voorzichtig. „Je weet nooit zeker wat er precies is gebeurd. Je kunt een achtbaan keuren en dan vanuit een stukje bedrijfstrots zeggen: Zo, dat ding is veilig. Maar zonder dat jij dat weet, rijdt er morgen een heftruck tegenaan en is de boel ontwricht. Als er daarna wat gebeurt, is het al gauw: Hoe is dat nou mogelijk? Hij is toch net gekeurd?”
Vraagtekens heeft de inspecteur bij de drang van sommige bezoekers om klakkeloos van de ene naar de andere attractie te vliegen. „We leven in een ervaringscultuur. Vroeger genoten de mensen door ergens naar te kijken. Nu moeten ze overal in. Maar moet een opa van 80 die tevens hartpatiënt is, echt per se in de draaimolen? Of klimmen in een glijbaan van 80 meter voor het genot van een paar meter vrije val?”
Sensatie
„Een pretpark is iets anders dan een station”, zegt directeur Van Zuylen van Duinrell. „Daar rijden treinen of metro’s rakelings langs mensen heen, met soms niet meer dan een rubberen stoeptegel ertussen. Een hek of een afscheiding is daar niet nodig; de mensen weten van dat gevaar. Voor een pretpark ligt dat anders. Die bezoek je in de regel geen 250 keer per jaar.”
In de tientallen jaren dat het park inmiddels bestaat, deden veel nieuwe attracties hun intrede. „Je moet sensatie bieden, daar komen de mensen voor.” Dat het oude speelmateriaal van vroeger heeft plaatsgemaakt voor technologisch hoogwaardige apparatuur is volgens Van Zuylen geen slechte ontwikkeling. „Ik laat liever 100.000 mensen in de achtbaan dan dat ik ze op de kunstskibaan zie. Die laatste is veel gevaarlijker.”
Blij is de exploitant met het Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen dat in maart 1997 van kracht werd en onder andere voorschrijft dat elk toestel voor maart 2007 moet zijn gecertificeerd. „Fabrikanten en leveranciers weten nu beter waar ze zich aan moeten houden. Ontdekt een leverancier een haarscheurtje, dan horen zijn afnemers dat nog dezelfde dag.”
Intussen kijkt Ron de Graaf toe hoe zijn dochter zich vermaakt in de zweefmolen. De fonteintjes in de vijver spuiten water zodra het gevaarte zich in beweging zet. „Eigenlijk”, zegt De Graaf, „moest die molen door de stralen heen gaan. Voor de kinderen zou dat pas echt sensatie zijn.”