„We kletsen veel, maar altijd netjes”
In Oude Pekela kwamen hangouderen vorige week in het nieuws. Ze zouden overlast veroorzaken. Dat doen de hangouderen van Rhenen niet. Ze zeggen alleen iedereen die langskomt gedag. Ook bespreken ze alle nieuwtjes van de stad en bekritiseren ze het gemeentebeleid. „Als het echt spannend wordt, zitten we hier vanaf drie tot zeker vijf uur.”
Op een bankje naast het oude gemeentehuis geniet een groepje oude mannen elke middag vanaf circa drie uur van een prachtig uitzicht op de Rijn. Met elkaar brengen ze de middag door. Zeven dagen per week, het hele jaar door, zoeken ze hun plaatsje op het ’leugenbankje’ op.
„Er wordt wat afgekletst. Maar op een nette manier”, zegt S. Kuipers (65). Zelf heeft hij jaren in de wegenbouw gewerkt en bij de plantsoenendienst van de gemeente Rhenen. Sinds enkele jaren heeft hij zijn arbeidzame leven achter de rug. Samen met de 59-jarige H. C. van Raath is hij vrijwel elke middag te vinden langs de provinciale weg in Rhenen.
Bijna altijd komt ook Hans de Postbode erbij zitten. „Hij is al in de tachtig”, zegt Kuipers. „Hij begint altijd het eerst over een onderwerp”, voegt Van Raath toe. Buiten ’hun’ bankje hebben de mannen geen contact met elkaar. Ze weten nauwelijks hoe hun ’collega’ heet en al helemaal niet waar hij woont.
„Hier komen de oude Rhenenaren bij elkaar”, zegt Van Raath met gepaste trots. Hij wordt direct op zijn vingers getikt door Kuipers. „Hans is geen Rhenenaar hoor. Hij komt uit Rotterdam.” Van Raath stoort zich er niet aan en gaat ongevraagd verder. „Als je mij vraagt wat ik van Rhenen vind, dan zeg ik: Ze hebben een hoop mooie dingen afgebroken.”
Kuipers valt hem bij. „Denk maar aan het oude station en het veerhuis.” Veelbetekenend heft hij zijn vinger. „Ik heb de evacuatie van 1940 meegemaakt. We gingen in kolenschuiten weg. In 1944 moesten we opnieuw evacueren. Van het veerhuis is niets meer over.”
Van Raath: „Wat ik wel mooi vind, is dat de oude stadspomp terug is bij het gemeentehuis.” „Maar hij staat er wel verkeerd”, zegt Kuipers. „Er is zo veel veranderd. Rhenen is er niet beter op geworden”, beaamt Van Raath. „De gezelligheid van vroeger is weg. De stad zit vol met import.”
Het nieuwe gemeentehuis, dat vorig jaar in gebruik is genomen, is de mannen een doorn in het oog. „Veel te duur en niet mooi.”
Ze hebben meer op met het oude stadhuis. Als het regent, zoeken ze schuiling onder de luifel. „Zodra de regen voorbij is, zitten we weer op ons bankje. Hier komen veel bekenden langs. We zeggen iedereen gedag”, zegt Kuipers. Van Raath is het met hem eens en voegt er lachend aan toe: „We weten meestal helemaal niet wie het is. Velen kennen we alleen van gezicht.”
De twee ouderen zijn dik tevreden met hun bankje. Behoefte aan een ’echte’ hangplek hebben ze niet. „We zitten hier prima en we worden goed op de hoogte gehouden van wat er in de stad gebeurt.”
Dit is de laatste aflevering in een drieluik over hangplekken voor ouderen.