Kerk & religie

Vertrouwen

8 May 2002 08:55Gewijzigd op 13 November 2020 23:33

In het begin van deze psalm had David direct zijn stem tot God gewend. Hij riep uit: „Heere, straf mij niet in Uw toorn.” David toonde dat de zware ziekte waarin hij verkeerde, hem niet overkwam bij geval, maar dat God hem daarmee had bezocht.In de volgende verzen klaagt hij dat de pijlen in hem steken. Daarna stelt hij uitgebreid de grootheid van zijn ellende voor. En nu wendt hij zich tot God en noemt Hem toch weer Zijn Heere, als bewijs dat al de scherpe kastijdingen hem niet van God hadden vervreemd. Hierin was hij gelijk aan Job, die met gelijke hand der lijdzaamheid het kwade van de Heere ontving, als hij met de hand der dankbaarheid het goede had genoten. Hij zegt: „De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd.” Hij vermaant de godvruchtigen dat ze niet moeten wanhopen aan de liefde van hun hemelse Vader. Voorts dat zij in het midden van de oven van beproeving God voor hun Heere dienen te erkennen en op Hem moeten vertrouwen en de uitkomst aan Hem moeten bevelen.

Dit deden de drie jongelingen Sadrach, Mesach en Abed-Necho ook, die door de koning Nebukadnezar gestraft werden in de vurige oven omdat zij het beeld niet hadden aanbeden. Deze jongelingen antwoordden de koning: „Ziet, onze God Die wij eren, is machtig ons te verlossen uit de oven van het brandende vuur.” Zij vertrouwden op hun God!

Gideon Sonneveld, predikant te Delft (Verklaringhe over de 38e Psalm, 1626)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer