„Eerste gaatje begin van het einde”
De schooltandarts in ere herstellen? „Onzin”, reageert Jean-Pierre van Tiel, directeur van het Centrum voor Jeugdtandverzorging in Oss. „Laten mijn collega’s hun werk gewoon goed doen. Concreet: ook een gaatje in het melkgebit moet je vullen. Veel tandartsen zien daar vanaf. Waarom? Omdat ze kinderen moeilijke patiënten vinden.”
De achtjarige Kadir eet veel drop. „Ik probeer het hem af te leren, maar dat lukt niet erg”, bekent zijn moeder. Kadir ervaart de vervelende gevolgen. Vorige keer in de stoel werden er twee tanden getrokken. Vanmorgen doet de boor zijn werk. Inmiddels heeft Kadir drie vullingen in zijn melkgebit. Het dappere kereltje geeft geen kik. Hoeft ook niet, want zijn tandarts is getraind in het behandelen van kinderen. Veel uitleggen, voorzichtig werken, verdoven bij pijn en vooral geen angst zaaien.
Directeur Van Tiel, zelf tandarts, staat vierkant achter het pleidooi om de jeugdtandverzorging in Nederland op te krikken. Maar daar hoeft geen schooltandarts voor terug te komen, meent hij. Toch kent zijn instituut al jaren iets wat erop lijkt: de dentalcar.
De bus met stoel en boor aan boord staat vijf dagen per week bij scholen in Noord-Brabant. Kinderen vanaf twee jaar zijn welkom. Met hun moeder, of vader. Daarnaast runt Van Tiel acht vaste praktijkruimten met twaalf behandelstoelen in de regio. „We hebben 20.000 patiënten en zijn gespecialiseerd in jeugdtandverzorging.”
De professionele aanpak blijft niet zonder resultaten. „Onderzoek bewijst dat de gebitten van kinderen in deze regio beter zijn dan gemiddeld in Nederland”, aldus de directeur.
Dat het bergafwaarts gaat met de gebitten van kinderen wil er bij Van Tiel niet in. „In 1970 hadden kinderen vijf keer zo veel gaatjes als nu.” Als hij kritisch is, dan is hij dat over zijn eigen beroepsgroep. „Minder dan 10 procent van het aantal gaatjes bij vijfjarige kinderen wordt behandeld.
Daar zijn verschillende redenen voor. Tandartsen vinden kinderen moeilijke patiënten. Daarom zien ze vaak van een behandeling af. Het kind ligt in de stoel, de tandarts kijkt even in de mond, geeft een aai over de bol en zegt: „Prachtig, prachtig. Tot de volgende keer.” Om het kind maar geen pijn te hoeven doen.”
Van Tiel vindt het behandelen van kinderen een vak apart. „Jeugdtandverzorging is eenvoudige tandheelkunde in moeilijke omstandigheden. Tandartsen vinden het aanleggen van een kroon bij een volwassene veel spannender dan het vullen van een gaatje bij een kind. Maar dat laatste vraagt om speciale vaardigheden. Sociale vaardigheden. Je moet accepteren dat het kind huilt. Je mag in de stoel ruzie maken met het kind, als je het maar goedmaakt voordat het uit de stoel stapt.”
Tandartsen hebben zo hun redenen om gaatjes in het melkgebit niet te hoeven behandelen, zegt Van Tiel. „Het kind is te klein, het gaatje is te klein of ze zeggen: ’t Is toch maar het melkgebit.”
Foute boel, vindt hij. „Het eerste gaatje is het begin van het einde. Als je er niets aan doet, worden vanzelf andere tanden aangetast. En wat denk je van de schade die wordt aangericht aan het vaste gebit? Uit Zweeds onderzoek blijkt dat in 85 procent van de gevallen een gaatje in het melkgebit tot een gaatje in het blijvend gebit leidt.”
Van Tiel roept zijn collega’s op serieuzer werk te maken van het behandelen van kinderen. „Er zijn problemen. Vooral allochtone kinderen worden te zoet opgevoed. Dat moet veranderen.
Maar ik zie geen reden de noodklok te luiden. Niet de ouders of de kinderen, maar de beroepsgroep verdient een rode kaart. Tandartsen moeten hun werk gewoon goed doen. Begin met kinderen van twee jaar. Soms moet je al op jonge leeftijd vullen of zelfs trekken om het blijvend gebit een optimale kans van slagen te geven. Dat doel hoort elke tandarts na te streven.”
Tandartsen mogen hun standaard behandelingen wel eens kritisch tegen het licht houden, vindt Van Tiel. „Bij elke periodieke controle een gebitsreiniging inclusief polijsten is helemaal niet gewenst. Zeker polijsten doet soms meer kwaad dan goed. Je haalt de natuurlijke glazuur weg. Vergelijk het met het in de was zetten van je auto. Als je dat te vaak doet, houd je weinig lak over.”
Ook voor gemeenten heeft Van Tiel een advies. „Zij moeten genoeg geld beschikbaar stellen voor campagnes die een goede gebitsverzorging stimuleren. Niet één jaar, maar structureel.”
De resultaten in Noord-Brabant bewijzen volgens Van Tiel dat een goede tandverzorging bij kinderen mogelijk is. „Dat is geen verdienste van ons. Het is onze plicht als tandartsen. Als we het niet doen, zijn we geen knip voor de neus waard.”