Bush maakt meer geld vrij voor Irak
De Amerikaanse president George W. Bush heeft woensdag een speciale noodwet getekend die 82 miljard dollar vrijmaakt voor de militaire operaties in Irak en Afghanistan. „Deze wet helpt Amerika om vrijheid en democratie te verbreiden”, aldus Bush na ondertekening van de wet.
Van het bedrag is 76 miljard dollar bestemd voor militaire operaties, terwijl de rest van het geld bestemd is voor wederopbouw in Irak en Afghanistan en voor hulp aan de Palestijnen en aan de tsunamislachtoffers in Azië. De wet werd vorige week door het Huis van Afgevaardigden aangenomen met 368 tegen 58 stemmen. De Senaat ging eerder deze week unaniem akkoord met het wetsvoorstel, dat grotendeels overeenkwam met de plannen van Bush.
De Democraten kritiseerden het feit dat de regering het geld dat nodig is voor Irak en Afghanistan niet opneemt in de gewone begroting. Wetgeving wordt in de VS vaak gebruikt om er allerlei andere zaken aan te koppelen. Aan deze noodwet werden strengere criteria gekoppeld voor het verstrekken van rijbewijzen aan immigranten. Volgens sommige critici betekent dit het begin van een bredere invoering van een identiteitsbewijs voor alle Amerikaanse burgers.
Het is de vijfde noodwet ter financiering van militaire operaties in Afghanistan en Irak. De Amerikaanse inzet in beide landen heeft de belastingbetaler tot nu toe 300 miljard dollar gekost. Dat is beduidend meer dan werd voorgespiegeld toen de regering haar plannen om militair tegen Irak op te treden verdedigde in het parlement. De noodwet regelt tamelijk nauwkeurig hoeveel geld er beschikbaar is voor militaire operaties, voor munitie en voor bepaalde wapensystemen. Het parlement heeft hier volgens de grondwet het laatste woord, hetgeen soms tot harde confrontaties leidt met het Witte Huis.
Het leger eist intussen 8000 dollar van kolonel Thomas Pappas, die ook een schriftelijke reprimande kreeg wegens „plichtsverzaking.” Pappas is chef van de 205e brigade van de militaire inlichtingendienst (DIA). Hij was formeel verantwoordelijk voor het gedrag van een aantal van zijn ondergeschikten die zich tegenover gevangenen in de Abu Ghraib-gevangenis bij de Iraakse hoofdstad Bagdad hebben misdragen. Volgens het leger heeft Pappas nooit opdracht gegeven om gevangenen te mishandelen, maar hij had moeten ingrijpen toen hem ter ore kwam dat sommigen van zijn ondergeschikten hun boekje te buiten gingen.