Cultuur & boeken

Dramatische zuiveringen in Europa

Titel:

Dr. C. S. L. Janse
11 May 2005 10:22Gewijzigd op 14 November 2020 02:32

”Etnische zuivering in Midden-Europa. Natievorming en staatsburgerschap in de xxe eeuw”
Auteur: Pieter H. van der Plank
Uitgeverij: Universitaire Pers Fryslân, Leeuwarden, 2004
ISBN 90 55735752
Pagina’s: 663
Prijs: € 45,-. Dit is een dramatisch boek. Althans zo heb ik het ervaren. Anderen vinden het misschien een taai boek. Vol met cijfers. De auteur is bovendien geen groot schrijver. Er komen allerlei kromme zinnen in voor. Zoals: „het Interbellum in Midden-Europa ontwikkelde zich tot een bouwwerk van zwakke staten.” Maar de etnische zuiveringen die Pieter van der Plank beschrijft, vormen onmiskenbaar een dramatische geschiedenis. Wat is de mens!

”Etnische zuivering in Midden-Europa. Natievorming en staatsburgerschap in de xxe eeuw”, zo heet het boek. De aanduiding Midden-Europa moet je hier breed nemen. Het gaat ook om de etnische zuiveringen op de Balkan en in Anatolië. Daarentegen blijven de zuiveringen in Kroatië, Bosnië en Kosovo na het uiteenvallen van Joegoslavië buiten beschouwing. Die worden alleen zijdelings genoemd.

Joegoslavië was de laatste multinationale staat in deze regio. Met het uiteenvallen daarvan is de etnische hergroepering van Midden-Europa vrijwel voltooid. Staat en natie vallen nu samen, op een paar uitzonderingen na.

Maar wat een ellende ging daaraan vooraf! Complete volksverhuizingen, vaak onder oorlogsomstandigheden. Als de machtsverhoudingen wisselden, konden de mensen weer terugkeren. Soms was dat slechts tijdelijk. Bijna alle volken in Midden- en Zuidoost-Europa hebben hier hun deel van gehad.

Moslimvluchtelingen
De Russisch-Turkse oorlog van 1877 leidde tot de bevrijding van Bulgarije. Maar daarbij werden honderden moslimdorpen leeggeroofd en in brand gestoken, de mannen vermoord en de vrouwen verkracht. Geen wonder dat van de 1,5 miljoen moslims die daar woonden, er 1 miljoen op de vlucht sloegen. Een kwart van deze vluchtelingen stierf van ziekte, honger en kou. De helft keerde niet terug naar zijn geboortegrond. Nadien werden de Bulgaarse moslims zodanig gediscrimineerd dat velen van hen alsnog het land verlieten. Dat was voor de Eerste Wereldoorlog het geval, maar ook nog in de communistische tijd.

Na de Griekse nederlaag tegen Turkije in 1922 werd in de Conventie van Lausanne een ordelijke uitwisseling van Turkse en Griekse minderheden afgesproken. De verkoop van onroerend goed en het meenemen van banktegoeden was daarbij geregeld. Maar de meeste Grieken waren toen al Turkije ontvlucht. In totaal ging het om een kleine 2 miljoen mensen, van wie vermoedelijk eenderde omkwam.

Omgekeerd werden 400.000 moslims op transport gesteld naar Turkije. Dat waren niet allemaal Turken, ook Albanezen, Bulgaren en zelfs etnische Grieken. In de ogen van de Griekse regering hoorden zij echter als moslim daar thuis. Zoals de Turken bij deze bevolkingsruil ook 50.000 Karamanli, Turkssprekende orthodoxen, naar Griekenland uitzetten.

Godsdienst werd hier kennelijk belangrijker geacht voor iemands identiteit en loyaliteit dan taal of etnische herkomst. Dat zou ook in andere situaties het geval zijn. Etnische minderheden die dezelfde godsdienst hadden als het hoofdvolk (de staatsdragende natie) werden vaak onder druk gezet om te assimileren. Hadden zij ook een andere godsdienst, dan golden zij als niet-assimileerbaar. Verdrijving of een status als gedoogde minderheid waren dan de alternatieven.

Plebisciet
Ook zelf zagen de betrokkenen het vaak zo. De protestantse Mazoeren kozen in het plebisciet van 1920 niet voor het rooms-katholieke Polen (hoewel ze Poolstalig waren) maar voor het protestantse Oost-Pruisen. Dergelijke volksstemmingen ter vaststelling van de nieuwe grenzen werden na de Eerste Wereldoorlog vaker toegepast. Dat leek heel democratisch, maar in de praktijk viel het hard tegen. Geen wonder dat dat instrument later zelden meer is gehanteerd.

De periode voor het plebisciet kenmerkte zich meestal door veel agitatie en geweld. De belanghebbende landen zetten alles op alles om de bevolking aan hun kant te krijgen. Verder was er het strijdpunt wie mee mocht stemmen. In het Oost-Pruisische plebisciet waren dat al degenen die voor 1904 in het gebied woonden.

Voor de Eerste Wereldoorlog waren echter heel wat van hen uit dit economisch achterblijvende gebied naar de meer westelijke delen van het Duitse Rijk verhuisd. Het was niet aannemelijk dat die voor Polen zouden stemmen, dus beijverden de Duitsers zich om hen aan de stemming te laten deelnemen. De Poolse regering weigerde hen echter de toegang over land. Alleen wie over zee reisde, kon Oost-Pruisen binnenkomen.

Bij dit plebisciet stemde 96,6 procent voor Duitsland, dus was het niet zo moeilijk om de nieuwe grens te trekken. Maar wat als de verhoudingen meer gelijk waren, zoals in Opper-Silezië? Bovendien was daar het probleem dat de steden voor Duitsland stemden en de omliggende dorpen voor Polen.

Elders werden geen volksstemmingen gehouden, maar werden de grenzen vastgesteld op grond van historische, economische, verkeersgeografische of strategische argumenten. De wil van de bevolking deed er minder toe. In de ogen van de nieuwe Slavische staten waren in de loop der eeuwen veel van hun volksgenoten onder dwang gegermaniseerd of gemaygariseerd. Zij moesten nu weer hun ware identiteit terugvinden. Soms werden mensen louter en alleen geclassificeerd op grond van hun familienaam. Niet de taal die zij spraken of de staat waarmee zij zich verbonden voelden was van belang, maar hun afstamming.

Discriminatie joden
Uiteraard schenkt de auteur aandacht aan de positie van de omvangrijke joodse bevolkingsgroep. Die was ook voor de Tweede Wereldoorlog slecht. Met uitzondering van Tsjecho-Slowakije was er overal sprake van officiële discriminatie.

In de strijd tussen de nationaliteiten waren de joden moeilijk te plaatsen. Tijdens de Donaumonarchie golden zij voor de Hongaren als bondgenoten tegenover de andere nationaliteiten. Na de verkleining van Hongarije door de Vrede van Trianon was hun steun niet meer nodig en werden ze steeds meer vijandig bejegend.

Bij de verdrijving van de Duitse bevolkingsgroep uit Tsjechoslowakije na 1945 werden aanvankelijk ook de Duitstalige joden (voorzover ze de oorlogsjaren overleefd hadden) van hun bezittingen beroofd en uitgewezen. In Tsjechische ogen waren dat evengoed Duitsers. Pas onder internationale protesten stelde de regering in Praag haar beleid bij.

Van der Plank promoveerde in 1971 in de sociale wetenschappen op een studie over de assimilatie van taalminderheden, met name in Oost-Europa. De etnische problematiek daar bleef hem kennelijk bezighouden. Vorig jaar promoveerde hij opnieuw, nu in de geschiedenis, op deze omvangrijke studie over etnische zuiveringen.

Het boek geeft blijk van een grote kennis van zaken. Alleen al de omvang van de literatuurlijsten is indrukwekkend. Taalkundig is de auteur niet sterk. Jammer dat daar in een vroegtijdig stadium niemand anders naar gekeken heeft. Zo weet hij het verschil niet tussen een coup en een coupe. Van het Duitse woord Bekenntnisantisemiten maakt hij bekentenisantisemieten. Maar het Nederlandse woord bekentenis heeft een heel andere betekenis dan het Duitse Bekenntnis.

Bij het presenteren van de cijfers over het aantal vluchtelingen, verdrevenen en omgekomenen beklemtoont Van der Plank regelmatig dat zijn cijfers niet altijd erg exact zijn. In oorlogssituaties vond vaak onvoldoende registratie plaats. Daarnaast gold dat de verschillende partijen er nogal eens belang bij hadden om de getallen te overdrijven of juist te minimaliseren.

Zelf gaat hij in de fout als hij in een overzicht van de verliezen die Duitsland als gevolg van de Vrede van Versailles leed, zozeer op Midden-Europa gefixeerd is dat hij Elzas-Lotharingen over het hoofd ziet. En dat terwijl de rivaliteit over dat gebied een van de belangrijkste oorzaken van de Eerste Wereldoorlog was.

Ontzetting
Hoewel tal van dramatische zaken aan de orde komen, is de toonzetting van het boek tamelijk neutraal. Alleen als de massale deportatie van de Duitse bevolkingsgroep uit Bohemen, Pommeren, Silezië en Oost-Pruisen beschreven wordt, klinkt duidelijk meer ontzetting door. Hier ging het dan ook om een complete volksverhuizing die met grote meedogenloosheid werd uitgevoerd.

Uiteraard hadden de Duitsers in hoge mate schuld aan de Tweede Wereldoorlog. Maar op deze manier werden de bewoners van de oostelijke gebieden wel aanzienlijk zwaarder gestraft dan die in West- en Zuid-Duitsland.

Alles bij elkaar opgeteld komt dr. Van der Plank tot de conclusie dat in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog (1938-1953) 30 miljoen mensen in Midden-Europa uit hun woongebieden werden verdreven. Eenderde (onder wie vele joden) kwam daarbij om het leven. Inderdaad een dramatisch deel van onze Europese geschiedenis. Nazisme, communisme en extreem nationalisme hebben in deze regio een zware tol geëist.

Terzijde zij opgemerkt dat massale deportatie van bevolkingsgroepen voor de stichters van de staat Israël, die immers grotendeels uit Midden- en Oost-Europa afkomstig waren, geen vreemd verschijnsel was. Ze wisten eenvoudig niet beter. Vanuit dat perspectief bezien was de vlucht en verdrijving van de Arabische bevolking van het grondgebied van de nieuwe joodse staat voor hen dan ook niets bijzonders.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer