Probleemkind krijgt nauwelijks hulp
Slechts 15 procent van de kinderen met emotionele en gedragsproblemen krijgt hulp vanuit een instelling in de geestelijke gezondheidszorg (ggz).
Dat blijkt uit het promotieonderzoek van drs. M. Zwaanswijk, die in kaart bracht hoe vaak en op welke manier deze groep in de professionele hulpverlening belandt.
Volgens Zwaanswijk wordt het lage gebruik van professionele hulp vooral veroorzaakt doordat ouders verzuimen aan de bel te trekken. Zo klopt van de ouders van probleemkinderen slechts 13 procent bij de huisarts aan.
Eenmaal bij de huisarts aangekomen, brengen deze ouders bovendien vooral de lichamelijke problemen van kind ter sprake. Het herkennen van de psychische problemen wordt daardoor bemoeilijkt, zo blijkt uit het onderzoek.
Schoolartsen en schoolpsychologen signaleren de problemen eerder en verwijzen dan ook door. Toch krijgt volgens Zwaanswijk slechts een op de zeven kinderen die volgens hun ouders of leerkrachten met emotionele problemen of gedragsproblemen kampen ook een psychologische diagnose van de arts.
Uit eerder onderzoek blijkt dat 20 procent van de kinderen in Nederland kampt met psychische problemen; 7 procent lijdt zelfs in ernstige mate daaraan.
Met het oog daarop pleit de onderzoeker ervoor om ouders beter over de emotionele problemen van kinderen voor te lichten. Ook is ze voorstander van een nauwer contact tussen de huisartsen en de hulpverleners uit de ggz. Scholen moeten de probleemkinderen volgens haar sneller opsporen met behulp van externe ondersteuning. Ook zouden ze moeten overwegen of laagdrempelige hulpvormen niet vanuit de school zelf kunnen worden opgestart.