Militairen bedreigen kamerlid Karimi in Iran
Het GroenLinks–Tweede–Kamerlid Farah Karimi is maandagavond voor haar terugvlucht naar Nederland op de luchthaven van de Iraanse hoofdstad Teheran, naar eigen zeggen „bedreigd en geïntimideerd" door Iraanse militairen.
Ze werd ondervraagd en bedreigd over haar contacten met Iraanse mensenrechtenactivisten. Haar adresboekje, aantekeningenboekjes en agenda werden korte tijd afgenomen en waarschijnlijk gekopieerd. Karimi, van oorsprong Iraanse, is woedend over de „schandalige en onbeschofte behandeling" en vraagt minister Bot (Buitenlandse Zaken) om te protesteren bij de Iraanse regering.
Karimi voerde tijdens de tien dagen van haar bezoek gesprekken met haar uitgebreide netwerk van mensenrechtenactivisten, hervormingsgezinde parlementariërs en anderen die strijden tegen het dictatoriale regime in Iran.
Alles verliep goed, tot ze was ingecheckt voor de vlucht naar Nederland. Ambtenaren van het ministerie van Informatie ondervroegen haar. „Ze maakten me duidelijk dat ze niet blij zijn met mijn initiatief voor een satellietzender gericht op Iran. Ze zeiden dat Iran rust nodig heeft en geen onruststokers. Als ik verder zou gaan met de zender, kan ik bij een volgend bezoek alleen nog mijn familie spreken, was de boodschap. Ze bleven vriendelijk maar waren duidelijk en bedreigend in bedekte termen", aldus Karimi.
Maar de intimidatie was daarmee nog niet voorbij. Na de paspoortcontrole werd ze aangesproken door militairen, die haar drie tassen handbagage uitgebreid wilden controleren. Ze toonden daarbij vooral interesse voor Karimi’s schriften met aantekeningen, agenda, visitekaartjes en boeken. „Toen alles weer in mijn tas zat, wilde ik naar de gate. Maar toen hielden ze me opnieuw tegen en eisten weer mijn tassen op. Ik weigerde en liep door, maar werd omsingeld door zes of zeven militairen. ’Jij gaat met ons mee’, zeiden ze".
Karimi schoot een Nederlandse man aan die naar het vliegtuig op weg was. „Ik legde snel uit wie ik ben. Iemand moest weten dat ik hier misschien door militairen werd meegenomen. Ik wist niet wat ze met me wilden gaan doen".
De militairen haalden opnieuw haar tassen overhoop en namen ondanks haar protesten haar aantekeningenboekjes, agenda’s, twee mobiele telefoons en adresboekje mee naar een andere ruimte. Een kwartier later kreeg ze haar spullen terug. Ze vreest dat de militairen kopieën hebben gemaakt. „Ik maak me nu heel erg zorgen over de mensen met wie ik in Iran heb gesproken. Het ministerie van Informatie wist van mijn contacten en gesprekken, maar het leger, justitie en politie vormen een parallelle structuur. Ze kunnen mensen oppakken omdat ze met mij hebben gesproken".
Karimi kiest voor de publiciteit, omdat haar contacten in Iran haar zeiden dat alleen politieke druk van buiten hen kan helpen. „Mijn behandeling was buitengewoon intimiderend en ik vrees voor mijn contacten. Als de autoriteiten een Nederlandse parlementariër al zo behandelen, wat zullen ze dan wel niet doen met de Iraniërs zelf? Ik ben er kapot van".
Twee jaar geleden bezocht Karimi met een delegatie van kamerleden voor het eerst weer het land dat ze als student in 1982 moest ontvluchten voor de geheime dienst van ayatollah Khomeini. Sindsdien bracht ze zonder problemen vier bezoeken aan Iran.
Voor Karimi is duidelijk dat wat het islamitische regime in Teheran vooral dwarszit, haar recente initiatief voor een satellietzender is. Ze diende daartoe samen met de VVD een motie in, die de steun kreeg van de gehele Kamer en minister Bot dwong 15 miljoen euro beschikbaar te stellen voor de zender.
Doel van de zender is om de Iraanse bevolking te voorzien van onafhankelijke berichtgeving, nu de laatste tijd alle onafhankelijke kranten gesloten zijn en internetnieuwssites geblokkeerd zijn. Voor televisie–uitzendingen zijn Iraniërs aangewezen op de kanalen van de staatstelevisie.
Karimi heeft nu haar hoop op minister Bot gevestigd. „Dit is onacceptabel. Zo gaat Iran dus met Nederlandse parlementariërs om. Als wij ons laten intimideren, met wie kunnen de hervormers dan nog spreken?"