„Chinese tsunami” veegt textielbanen weg
Textielproducenten in Kenia en andere Afrikaanse landen kunnen niet op tegen hun Chinese concurrenten. Bedrijfsleiders moeten hun arbeiders bij bosjes buiten de deur zetten. De Kenianen hebben al een woord bedacht voor de economische sociale ramp: de Chinese tsunami.
Oorzaak van de ellende is de opheffing van de textielquota door de Wereldhandelsorganisatie (WHO). De opheffing van de quota van het dertig jaar oude Multivezelakkoord door de WHO in januari, betekent dat de Aziatische landen naar verwachting gemakkelijker toegang zullen krijgen tot de Amerikaanse markt.
Sinds januari vertrokken al veel Aziatische bedrijven uit de SADC-regio (Southern African Development Community) waar ze waren neergestreken vanwege de African Growth and Opportunities Act (AGOA). Die wet garandeert belastingvrije toegang van Afrikaanse goederen tot de Amerikaanse markt. Het vertrek van de Aziatische investeerders leidde tot verlies van banen in de regio. „We zullen in onze regio investeerders moeten zoeken, voor onze eigen fabrieken”, zegt Agrina Mussa, voorzitter van de Vereniging van Kamers van Koophandel van de SADC in Blantyre (Malawi).
De stilte in de ateliers van Upan Wasana, een textielfabriek net buiten Nairobi, is oorverdovend. Duizenden naaimachines liggen stil. Upan Wasana had vorig jaar nog 2160 mensen in dienst. Daarvan zijn er 275 overgebleven. Directeur Bandu Udalagama zegt dat hij de voorbije vier maanden voor 800.000 dollar minder bestellingen heeft binnengekregen uit de VS. „De productiekosten liggen hier eenvoudig hoger dan in China,” legt Udalagama uit.
Het Multivezelakkoord, een wereldwijde quotaregeling die ook landen met een relatief zwakke textielsector kansen bood op de lucratieve markten in de rijke landen, is sinds 31 december vorig jaar helemaal opgeheven. Landen als Kenia en Zuid-Afrika moeten het daardoor nu opnemen tegen China, de grootste textielproducent ter wereld, die al enige tijd met weggeefprijzen uitpakt.
In andere Keniaanse textielbedrijven zijn dit jaar zeker nog eens 4000 banen geschrapt. Ook United Aryan, nog een andere Keniaanse producent, zit in slechte papieren. „Vorig jaar produceerden we 300.000 stukken per maand”, zegt algemeen directeur Amit Bedi. „Nu maken we nog maar 130.000 tot 150.000 stukken - meer kunnen we niet afzetten. Dat betekent dat we binnenkort mensen zullen moeten beginnen te ontslaan.”
In andere Afrikaanse landen is de situatie niet beter. In Lesotho, Malawi en Zuid-Afrika hebben al duizenden mensen hun baan verloren. In Malawi verdwenen tussen januari en maart van dit jaar ruim 2500 banen doordat het Taiwanese bedrijf Haps Garments zijn filiaal in Lilongwe verplaatste naar Taipei. Een afdeling van Haps in Lesotho met meer dan 10.000 werknemers, sloot al in 2004.
Uit een onderzoek van de Gemeenschappelijke Markt voor Oost- en Zuidelijk Afrika (Comesa) blijkt dat in het kleine koninkrijk Swaziland 30.000 banen op het spel staan. „Als de textielindustrie in dit land instort, dan zal dat grote sociale problemen opleveren”, aldus het rapport. Wereldwijd kunnen volgens de Britse ontwikkelingsorganisatie Christian Aid op termijn 27 miljoen textielarbeiders hun werk verliezen als gevolg van de afschaffing van de quotaregeling. De corresponderende winst aan nieuwe arbeidsplaatsen gaat waarschijnlijk naar een handvol landen - vooral naar China en India.
Onlangs vergaderden vertegenwoordigers van regeringen en bedrijven van twintig landen in West-, Oost- en Zuid-Afrika in Nairobi over het probleem. Ze werden het eens om een regionale textielfederatie op te zetten om de Afrikaanse bezorgdheid over de Chinese handelspraktijken beter aan te kaarten in de Wereldhandelsorganisatie. De Europese textielproducenten hebben al zo’n federatie, en die kreeg voor elkaar dat de Unie zich nu klaarmaakt om de Chinese textielimport te beperken als de overweldigende groei ervan aanhoudt.
Sommige deelnemers aan de bijeenkomst in Nairobi braken een lans voor maatregelen om de concurrentiekracht van Afrikaanse bedrijven op te drijven. De vraag is of dat zomaar kan. Veel Keniaanse textielbedrijven staan in exportzones, waar bedrijven verregaande belastingvrijheid genieten en veel werknemers astronomische overuren kloppen en onderbetaald worden.
Niet alleen in Afrika bestaat zorg, ook in de Verenigde Staten. De Amerikaanse regering heeft in oktober vorig jaar maatregelen genomen om te voorkomen dat de Afrikaanse producenten te veel worden benadeeld. WHO-bepalingen geven Amerika de vrijheid om aan de import van katoenen shirts en blouses, broeken, sokken en ondergoed uit China beperkingen op te leggen, als de markt erdoor wordt verstoord.