Optimisme over uitstroom bijstand
De gemeentelijke sociale diensten verwachten dat de helft van alle mensen met een bijstandsuitkering ooit weer betaald werk zal verrichten. Ze zijn daarmee een stuk optimistischer over de toekomst dan een jaar geleden.
Het optimisme kwam afgelopen zaterdag naar voren in een evaluatie van de Wet werk en bijstand (WWB), ofwel de nieuwe bijstandswet, die de bijstand met ingang van 1 januari 2004 ingrijpend veranderde. De evaluatie had plaats in opdracht van de vereniging van directeuren van sociale diensten Divosa.
Kennelijk hebben de directeuren en hun diensten de afgelopen maanden fors meer vertrouwen gekregen in de werking van de nieuwe wet, die gemeenten volledig verantwoordelijk maakte voor het uitkeren van de bijstand. Tijdens een vergelijkbaar onderzoek dat een jaar geleden werd gehouden, dachten de directeuren nog dat 80 procent van de bijstandsgerechtigden nooit meer betaald werk zou verrichten.
Nu schrijven ze nog de helft van alle mensen met een bijstandsuitkering volledig af voor betaald werk. Dat betekent dat een groep van 173.000 mensen volgens hen nooit meer een baan zal vinden en dus altijd afhankelijk zal zijn van de bijstand. Van hen zijn er 111.000 vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Op dit moment zijn er in Nederland 327.000 mensen met een bijstandsuitkering.
Divosa-voorzitter T. Thissen constateert op grond van de evaluatie dat de nieuwe wet veel in beweging heeft gezet bij gemeenten en dat er „in korte tijd een belangrijke sprong voorwaarts is gemaakt.” Hij is echter tegelijkertijd bezorgd dat de lokale overheden vooral inzetten op het aan het werk helpen van kansrijke groepen, zoals nieuwe instromers en jongeren.
Het afgelopen jaar heeft in zes van de tien gemeenten de prioriteit gelegen bij de kansrijken en/of nieuwe instromers. Daar verwachten lokale bestuurders de meeste winst te halen, aangezien gemeenten nu zelf financieel verantwoordelijk zijn voor de bijstand. Reïntegratietrajecten voor langdurig werklozen vergen een langere adem en kosten meer geld, terwijl er minder succes wordt verwacht.
Divosa erkent dat het voor gemeenten uit oogpunt van „schadelastbeperking” van belang is kritisch aan de poort te zijn en te investeren in nieuwe cliënten. Daarnaast is volgens de vereniging wel meer inzet nodig aan de uitstroomkant. Ook is nader onderzoek geboden of gemeenten de ene helft van hun bijstandsgerechtigden terecht afschrijven. Divosa vraagt zich verder af of gesubsidieerde arbeid voor deze mensen misschien een uitkomst is.
Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken noemt het in een reactie op de evaluatie logisch dat gemeenten beginnen bij het aan het werk helpen van de bijstandsgerechtigden die het gemakkelijkst te bemiddelen zijn. Hij verwacht dat op termijn de moeilijke groep ook automatisch aan bod komt. Hij wijst daarbij ook op de „positieve ontwikkeling” dat de groep onbemiddelbare bijstandsgerechtigden kleiner is geworden.
Van Hoof vindt het echter niet te accepteren als gemeenten de helft van de mensen zouden afschrijven. Volgens hem moet er alles aan worden gedaan om de uitkeringsgerechtigden te activeren, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk, een leerwerkplek met subsidie voor de werkgever, tijdelijk een gesubsidieerde baan of aan de slag met behoud van uitkering.
Overigens zullen de sociale diensten nog dit jaar 40 procent van alle bijstandsgerechtigden herbeoordelen. Daarbij wordt gekeken of de uitkering terecht is en wat de kansen op werk zijn. Volgens Divosa-directeur Thissen moet het, door uit te gaan van de individuele krachten en talenten van mensen, mogelijk zijn de groep ”onbemiddelbaren” in de toekomst terug te brengen tot 25.000 mensen.