Dat stellen Kences, het samenwerkingsverband van zeven studentenhuisvesters, en de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) in het rapport ”Studeren op kamers”, dat maandagmiddag aan demissionair staatssecretaris Remkes (Volkshuisvesting) werd overhandigd.

Directeur G. Mul van Kenniscentrum Studentenhuisvesting (Kences) pleitte voor de invoering van huursubsidie voor studentenkamers. Sinds 1997 is het verkrijgen van huursubsidie voor de meeste studenten niet meer mogelijk, omdat hun woonruimte geen eigen voordeur heeft, een voorwaarde voor de subsidie. Mul was daar verbaasd over: „Alleen jongeren die goedkoop gezamenlijk willen wonen, zoals studenten, hebben geen recht op huursubsidie. Ik vind dat raar.”

Naast de huursubsidie moeten tijdelijke huurcontracten soelaas bieden. Volgens Mul is een tijdelijk huurcontract heel goed uit te leggen aan de student. Het contract zou de lengte moeten hebben van de studieduur plus enige tijd om zich na afstuderen te oriënteren op de arbeidsmarkt. Ook zouden leegstaande panden -in afwachting van sloop of herstructurering- tijdelijk verhuurd moeten worden aan studenten.

De opstellers van het rapport willen dat de overheid corporaties uit andere regio’s toestaat te investeren in studentenhuisvesting in de universiteitssteden, waardoor nieuwbouw mogelijk wordt.

S. Joosse, bestuurslid van de LSVb, riep de staatssecretaris bij de overhandiging van het rapport op tot daadkracht. „Bijna een jaar lang is er niet gebouwd. Het moet nu niet bij praten blijven. Wij willen geen rapporten en onderzoeken meer, maar concrete resultaten.”

Wat betreft Remkes is die tijd van praten ook inderdaad voorbij. „Het is mij volstrekt helder dat de kamernood geen tijdelijk verschijnsel meer betreft. De problematiek speelt nu in elke studentenstad.”

De politicus had vooral zijn twijfels bij de invoering van huursubsidie voor studentenkamers. „Ik ben er nog niet van overtuigd waarom de subsidie wel voor studentenwoningen zou moeten gelden en niet voor zorgwoningen en sociale woningen. Maar ik zeg toe creatief te kijken naar de regelgeving op dit gebied.”