„4 mei zit ik een minuut stil op bed”
Jongeren uit de gereformeerde gezindte hechten veel waarde aan dodenherdenking en het vieren van Bevrijdingsdag, zo blijkt uit een onderzoek van het RD dat dinsdag werd gepresenteerd. Vier jongeren over de concrete invulling van de plechtigheid.
Marien Vierbergen (16) uit Ede:
„Elk jaar ben ik op 4 mei twee minuten stil, omdat het belangrijk is dat de gevallenen niet worden vergeten. Dit jaar hopen we naar de Grebbeberg te gaan. Juist doordat ik al die graven zie, besef ik hoeveel mensen -die soms maar iets ouder zijn dan ik- voor de vrijheid van ons land zijn gesneuveld. Het is goed om ook veel aan slachtoffers van andere rampen te denken. Maar op 4 mei zou ik het beperken tot de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog, want dat is de dag vóór de Bevrijding van ons land.
Misschien is het voor oudere mensen die de oorlog hebben meegemaakt moeilijk als er Duitsers bij de herdenking aanwezig zijn. Zelf heb ik er geen moeite mee. Ik denk dat de meeste Duitsers deze oorlog ook niet hebben gewild.
Op Bevrijdingsdag ga ik vaak naar het defilé in Wageningen. Het is indrukwekkend om vooral oude veteranen te zien. Ik vind het belangrijk om de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat we in een vrij land leven.”
Jeanet Akkerman (13) uit Staphorst:
„Elk jaar ga ik met mijn ouders en mijn tante naar de dodenherdenking op het marktplein in ons dorp. Dan lopen we na de toespraak van de burgemeester langs het monument met de namen van de gesneuvelden. Tijdens de twee minuten stilte denk ik altijd aan de slachtoffers, ook al zijn ze voor mij totaal onbekend.
Het lijkt me niet goed om bij de herdenking ook slachtoffers van andere oorlogen te betrekken. Die hebben niets met de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te maken. Voor mij zou het geen probleem zijn als er Duitsers bij de herdenking zouden zijn. Maar ik kan me indenken dat zoiets bij oudere mensen wel heel gevoelig ligt.
Bevrijdingsdag vier ik niet. Voor mij hoeft er daarom zeker niet meer aandacht aan besteed te worden. Misschien zou het een goed idee zijn om in de toekomst in ons dorp een tentoonstelling over Westerbork in te richten. Om de moord op de joden te laten zien.”
Tjeerd de Wit (14) uit Gouda:
„Op 4 mei ben ik elk jaar een minuut stil. Dan zit ik op mijn bed of ga ik naar beneden. Tijdens die minuut stilte denk ik aan de mensen die gesneuveld zijn in de Tweede Wereldoorlog en aan de joden. Naar de officiële herdenking ga ik niet. Eerlijk gezegd weet ik niet eens waar het is.
De dodenherdenking mag gerust breder worden getrokken. De slachtoffers van de Tachtigjarige Oorlog en de Eerste Wereldoorlog moeten ook herdacht worden. Aan oorlogen buiten Nederland hoeft tijdens de herdenking niet gedacht te worden. Daar hebben wij heel weinig mee te maken.
Films of dvd’s over de Tweede Wereldoorlog bekijk ik niet. Ik lees liever boeken zoals ”Oorlog zonder vrienden”. Ook zoek ik via internet wel eens informatie op over de oorlog, maar dat is voor een werkstuk.
Duitsers bij de dodenherdenking of bij de viering van Bevrijdingsdag vind ik geen probleem. Een deel van hen móést vechten, las ik in boeken. Zij zijn ook slachtoffer en mogen gerust komen.”
Leanne Hollestelle (17) uit Rilland:
„We hangen thuis de vlag uit, maar verder besteden we geen aandacht aan dodenherdenking of Bevrijdingsdag. Tuurlijk denk ik wel eens aan de Tweede Wereldoorlog, maar ik sta daar niet bewust op 4 of 5 mei bij stil. Het is ook zo lang geleden en ik heb de oorlog zelf ook niet meegemaakt.
Voor mij spreekt de watersnoodramp meer dan de oorlog. De grond waarop ik woon, werd in 1953 overspoeld door de zee. Vele honderden mensen kwamen toen om het leven. Die ramp maakt op mij nog veel indruk.
De dodenherdenking hoeft van mij niet breder getrokken te worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Nederland zwaar getroffen. Daar mag bijzonder aandacht aan worden besteed. Als je elke ramp of oorlog moet gaan herdenken, wordt het een automatisme.
Het is goed als er Duitsers bij de herdenking aanwezig zijn. Vaak denken mensen dat alle Duitsers slecht zijn. Maar je moet je realiseren dat Duitsers vaak ook gedwongen werden te vechten.”