Justitie worstelt met Hofstadgroep
De avond voor de moord op Theo van Gogh maakten enkele leden van de Hofstadgroep een wandeling met Mohammed B. rondom de Amsterdamse Sloterplas. Is dat feit een aanwijzing voor deelname aan een terroristische organisatie? Zeker, zegt het openbaar ministerie. Onzin, meent de verdediging.
Justitie worstelt met de Hofstadgroep, zo bleek dinsdag opnieuw tijdens de tweede pro-formazitting bij de extra beveiligde rechtbank in Rotterdam. Kernvraag is: Hoe valt hard te maken dat de elf moslimmannen deelnemen aan een terroristische organisatie die „dodelijk geweld” als oogmerk heeft?
De aanklagers mr. J. Plooy en mr. A. van Dam zien tal van aanwijzingen voor het bestaan van een terroristische organisatie. Zo kwamen leden van de Hofstadgroep regelmatig over de vloer bij Mohammed B. In zijn portiekwoning in Amsterdam-West vonden geregeld huiskamerbijeenkomsten plaats. Mohammed B. vertaalde extremistische Arabische teksten en schreef opruiende pamfletten. Er werden gruwelvideo’s met onthoofdingen vertoond. De jongemannen fantaseerden over het martelaarschap en de strijd tegen de ongelovigen.
De welbespraakte prediker Abu K., alias de Syriër, hitste de groep op. Het was dezelfde Syriër die op de dag van de moord op Theo van Gogh in het vliegtuig stapte. Vermoed wordt dat hij een fatwah (goedkeuring) gaf voor de moord op de cineast.
Nee, haastten de aanklagers zich dinsdag te zeggen, er heerst in Nederland geen verbod op extremistische denkbeelden. Anders wordt het als dat gedachtegoed uitmondt in plannen voor aanslagen en de ondermijning van de democratische rechtsorde. Daar maakten de leden van de Hofstadgroep zich in de optiek van het openbaar ministerie schuldig aan. De talloze (digitale) geschriften die bij diverse leden van de Hofstadgroep zijn aangetroffen, druipen van geweld. „Nergens is een spoor te vinden van het middel van legale actie, het oprichten van een politieke partij of het aangaan van een dialoog. Het is uitsluitend dodelijk geweld.”
Dat de Hofstadgroep een duurzame terroristische organisatie is, blijkt volgens het OM ook uit het feit dat de leden elkaar met hand- en spandiensten terzijde staan. Een voorbeeld daarvan speelde op 17 oktober 2003. Toen zaten onder meer de vermeende moslimterroristen Jason W., Ismaïl A. en Samir A. vast op het politiebureau. Die avond kwam onder anderen Mohammed B. „op vrij recalcitrante wijze” eten voor hen afleveren.
Leden van de organisatie hadden moeten bedenken dat ze zich bevonden in een extremistisch milieu waarin geweld wordt aangeprezen. Daar hadden ze zich aan moeten onttrekken, aldus het OM. Zo kreeg de Marokkaan Rachid B. kort voor de moord op Theo van Gogh van Mohammed B. enveloppen in handen waarvan hij „maar beter niet” de inhoud kon weten.
De verdediging hamerde er dinsdag andermaal op dat het openbaar ministerie te weinig bewijs in handen heeft om alle leden van de Hofstadgroep achter de tralies te krijgen. „De zaak is te dun”, zo meldde een van de raadslieden.
OM en verdediging deelden dinsdag over en weer speldenprikken uit. De aanklagers ergeren zich eraan dat de advocaten „losse flodders” de wereld in helpen. De raadslieden hekelen op hun beurt „stemmingmakerij” door het OM. De suggestie van het OM dat Mohammed B. mogelijk op een schaap de moord op Theo van Gogh oefende, is de verdediging in het verkeerde keelgat geschoten. De aanklagers baseren dat vermoeden op DNA-sporen van een schaap die in de gang van het huis van Mohammed B. zijn gevonden.
Vrijwel zeker is dat in ieder geval Jason W. en Ismaïl A. voor langere tijd achter de tralies verdwijnen. Zij gooiden in november een granaat naar een arrestatieteam in de Haagse Antheunisstraat. Het OM klaagt hen aan voor poging tot moord.
De aanklagers citeerden dinsdag uit een bij Jason gevonden gedicht dat „wemelt van de gewelddadige jihad.” Zo staat er: „Onder de zwarte vlag is waar wij marcheren/ wij vechten niet voor macht noch brood/ maar voor het woord van Allah, niemand kan ons deren/ verlangend naar de martelaarsdood.”
Ismaïl A. verscheen dinsdag als enige in islamitische kledij in de rechtszaal, inclusief hoofddeksel. Hij weigerde bij binnenkomst van de rechters te gaan staan, zoals in Nederland gebruikelijk is. Op de publieke tribune ontstond enige ophef toen Ismaïl A. korte tijd de rechtszaal uitging om te bidden. Toen enkele toeschouwers daar ietwat smalend over deden, reageerden onder anderen enkele gesluierde moslimvrouwen geërgerd. „We leven toch in een vrij democratisch land? Hij wil bidden. Klaar uit.”