Ketterij en grammatica
Onlangs verscheen de Nederlandse vertaling van de biografie van Calvijn van de hand van Bernard Cottret. Ter gelegenheid daarvan was in deze krant een interview met hem te lezen, waarin de volgende zin uit zijn boek voor het voetlicht werd gehaald: „Ketterij is nooit anders dan een kwestie van grammatica.”
Gezien het verband waarin deze woorden voorkomen, kunnen ze moeilijk iets anders betekenen dan: „Ketterij is nooit anders dan een kwestie van onzorgvuldig of onjuist formuleren.” Dat was een van de zinsneden uit dit boek die in mijn gedachten bleven haken. Ik kreeg er ook in toenemende mate moeite mee, vooral omdat de schrijver met deze formulering op zijn minst de suggestie wekt dat het bij ketterij nogal eens om (taalkundige) kleinigheden gaat.
Taalfout
Dat laatste wordt vooral duidelijk wanneer we de gebeurtenis in het leven van Calvijn erbij betrekken die voor Cottret de aanleiding vormt om deze stelling te lanceren. Dat is het proces tegen en de terechtstelling van Michael Servet. Deze Spaanse medicus werd zowel door de kerk van Rome als door reformatorisch gezinde overheden gezocht vanwege zijn ketterse opvattingen over de leer van de Drie-eenheid.
In 1553 deed hij op doorreis naar Italië de stad Genève aan. Daar werd hij herkend en op aanwijzing van Calvijn gevangengezet. Vervolgens werd hij aan verschillende verhoren onderworpen, waarbij Calvijn een belangrijke rol speelde.
Uiteindelijk werd Servet door de raad van Genève vanwege zijn afwijkend gevoelen tot de marteldood veroordeeld. Op 27 oktober 1553 stierf hij op de brandstapel.
Volgens de overlevering zou hij in zijn laatste ogenblikken hebben uitgeroepen: „O Jezus, Zoon van de eeuwige God, heb medelijden met mij!” Cottret is van oordeel dat Servet hier een vreselijke taalfout maakte. Hij had moeten uitroepen: „O Jezus, eeuwige Zoon van God, heb medelijden met mij!”
Volgens Cottret houdt dit in dat Servet dus werd gestraft om de plaats van een enkel bijvoeglijk naamwoord, namelijk eeuwige. Dat laat volgens hem zien dat ketterij nooit iets anders is dan een kwestie van grammatica.
Kinderdoop
Nu baseert Cottret zijn visie op wat tijdgenoten over de marteldood van Servet hebben geschreven. Op de feiten zoals Cottret die weergeeft is dus weinig af te dingen. Maar hoe zit dat met de verklaring die hij daarvan geeft?
Wie de officiële stukken van het proces tegen Servet opslaat, ziet dat er veel meer gespeeld heeft. Servet is ter dood veroordeeld vanwege de verwerping van de (oud)kerkelijke leer van de Drie-eenheid en van de kinderdoop. Blijkens de stukken is vooral het eerstgenoemde punt van doorslaggevende betekenis geweest.
Servet heeft ook vreselijke dingen over de orthodoxe triniteitsleer gezegd. Hij noemde die een „monsterlijke helhond met drie koppen” en beschouwde de wijze waarop deze leer in de geloofsbelijdenis van Nicea is vastgelegd als een van de tekenen dat het rijk van de antichrist toen was aangebroken.
Daarbij komt nog dat zijn afwijkende visie op de leer van de Drie-eenheid heel zijn theologie heeft beïnvloed en vervormd. Niet zonder reden typeert de Amerikaanse geleerde Jerome Friedman de theologie van Servet daarom als een „voorbeeld van totale ketterij.”
Eén in wezen
Maar gaat het bij ketterse opvattingen dan niet vaak om incorrecte formuleringen? Geeft soms de plaatsing van een enkel woord niet de doorslag? Jazeker, sterker nog: het kan zelfs om één enkele letter gaan. In de strijd rondom de leer van de Drie-eenheid in de Oude Kerk speelden twee woorden een rol die maar één letter verschilden.
Het ene was ”homoousios”, ”één in Wezen”. Het wil zeggen dat de Zoon van God één in Wezen met de Vader is en dat Hij dus God is in de volle zin van het woord. Het andere woord was ”homoiousios”, ”in Wezen gelijkend op”. Het duidt aan dat de Zoon van God in Wezen wel op God lijkt, maar niet noodzakelijk in de volle zin van het woord God is. Inderdaad, één letter maakte hier een wezenlijk verschil, maar ook in dit geval hing er meer mee samen!
Drie overwegingen
Wat wil deze impressie nu eigenlijk duidelijk maken? Ik vat dat samen in drie overwegingen.(is0(
Ketterij kan inderdaad worden aangeduid als een kwestie van onjuist of onzorgvuldig formuleren. Dat mag echter niet te snel worden opgevat als zou het hier om onbelangrijke kleinigheden gaan. Er zit vaak een hele wereld van gedachten en argumenten achter.
In de weerlegging van ketterse gevoelens kunnen we niet volstaan met het noemen van een woord of een letter. Dan ontaardt die weerlegging in het roepen van slogans en het slaken van kreten. Degenen die dwalen én de gemeente die tegen de dwaling beschermd moet worden, hebben er recht op met argumenten te worden overtuigd.
We mogen de dwaling op geen enkele manier bagatelliseren. Dat gevaar is juist in onze tijd levensgroot. Laten we echter niet vergeten dat bij de dwaling ten diepste de eer van God en het heil van de gemeente op het spel staan. Juist daarom zal de duivel zijn ’grammatica’ maar al te graag gebruiken om de boodschap van de Schrift op allerlei ketterse manieren te verbuigen en te vervoegen….