Hommel helpt honingbij in boomgaard
Geplaagd door bijenziekten en door een afnemend imkerbestand beleeft de bijensector roerige tijden. Voor de fruit-, zaad- en bloementeelt is bestuiving door bijen echter veelal onmisbaar. In Berkel en Rodenrijs hebben ze wat op het bijentekort gevonden. „Hommels zijn prima bestuivers.”
Voor glastuinders hebben hommels hun waarde allang bewezen. In 1988 introduceerde specialist in biologische gewasbescherming Koppert BV in Nederland een nestkast waarmee de Bombus terrestris (aardhommel) kan worden ingezet voor de bestuiving van gewassen.Aanvankelijk richtte het bedrijf uit Berkel en Rodenrijs zich met het product op de tomatenteelt, waarvan de bestuiving nog handmatig werd verricht. Markus Huurman, marketingmanager van Koppert, weet nog goed hoe dat ging, want als schooljongen ploeterde hij vele vrije uren in een tomatenkas. „Met een naald die was verbonden aan een accu moest je de tros van een tomatenplant beroeren. Trillen heet dat in vaktermen. Hierdoor komt het stuifmeel los van de meeldraden en verspreidt zich door de ruimte. Zo liep je de hele kas door, nogal een arbeidsintensief karwei.” De hommel bleek dit werkje echter net zo goed te kunnen doen. Met zijn hoge gewicht nestelt hij zich diep in de tomatenbloem, waar hij vervolgens het stuifmeel lostrilt.
Omdat een tomatenbloem van nature een zogenaamde ”windbestuiver” is en geen nectar voortbrengt, heeft de hommelkast een reservoir met suikerwater om de beestjes voldoende te voeden. Van een houten bak waarin de teler geregeld het suikerwater moest bijvullen, ontwikkelde Koppert de nestkast tot een volledig onderhoudsvrij systeem.
Vooral tomatenkwekers waren snel overtuigd van het nut van de hommel voor bestuiving, maar ook telers van andere gewassen onder glas, zoals paprika, aubergine en aardbei, gebruiken de diertjes tegenwoordig. Hommels worden door glastuinders vaker ingezet dan honingbijen, weet Huurman. „Hommels zijn het hele jaar beschikbaar en laten op de tomatenbloem zichtbare sporen na, zodat je weet dat de bloem bestoven is. Bovendien kunnen bijen met hun ontlasting het glasoppervlak van kassen bevuilen en kassenhouders weten dat minder licht leidt tot minder opbrengst.”
Sinds enkele jaren kweekt Koppert de hommels in een vestiging in Slowakije. Hoewel de beestjes normaal gesproken alleen in het voorjaar hun werk doen, kan het bedrijf -door in klimaatcellen weerpatronen na te bootsen- in alle seizoenen actieve diertjes leveren. Zo liggen er in koelcellen koninginnen die in een diepe winterslaap zijn verzonken.
De misère in de bijensector en het feit dat het gros van de imkers hobbymatig bijen houdt, bracht de medewerkers van Koppert op het idee de hommels ook in buitenteelten in te zetten. De bestaande nestkast werd vergroot en vervaardigd van weersbestendig kunststof. Vorig jaar is het systeem uitvoerig getest, dit voorjaar ging het bedrijf er voor het eerst mee de boer op. Reacties uit de boomgaard zijn nog niet binnen. Een markt lijkt echter aanwezig: onlangs liet de Nederlandse Fruittelers Organisatie weten dat ze zich zorgen maakt over het dalende aanbod van bijenvolken.
Moeiteloos lepelt Huurman de voordelen van hommels ten opzichte van bijen voor buitentelers op: „Ze produceren geen honing en vliegen dus hoofdzakelijk voor stuifmeel, terwijl bijen achter nectar aangaan. Daarnaast zijn hommels al actief bij temperaturen vanaf 8 graden, voor werkende bijen moet het minstens een graad of 15 zijn. Ook gaan hommels gewoon door bij donker weer en blijven ze bij hogere windsnelheden actief. Bovendien zijn er tot op heden geen gemeenschappelijke ziekten bekend.”
Op de keper beschouwd is de hommel dan ook een effectievere bestuiver dan de bij, meent Huurman. „Hij bezoekt aanmerkelijk meer bloemen per minuut.” Verhalen dat hommels niet honkvast zijn -zo zouden ze het ene moment op een fruitboom vliegen en het andere op een paardebloem- verwijst hij grotendeels naar het rijk der fabelen. „Hommels vliegen wel op andere bloemen, maar minder vaak dan honingbijen. Dat komt doordat ze nauwelijks met elkaar communiceren, het zijn echte solisten. Bijen daarentegen kunnen door een wonderlijke dans aan hun soortgenoten doorgeven op welke locatie interessante bloemen staan.”
Ondanks alle voordelen verwacht Huurman niet dat hommels op termijn bijen als bestuivers compleet vervangen. „Bijenkolonies zijn veel groter. Een volk groeit in de bloeiperiode tot wel 20.000 stuks. Een nestkast met hommels bevat gemiddeld slechts zo’n 1000 beestjes. Je hebt dus verschillende nestkasten nodig voor hetzelfde effect. Dat kost te veel. Bovendien zijn fruittelers gewend dat er veel beestjes in de boomgaard rondvliegen en hebben ze vaak een hechte relatie met een imker opgebouwd.”
Opvallend is dat Koppert voor het kweken van hommels afhankelijk is van het stuifmeel van bijen. Marginalisering van de imkerij zou zo ook de hommelteelt bedreigen. Huurman: „We zetten dan ook in op het gebruik van hommels in boomgaarden náást bijen om zo het rendement van de bestuiving te optimaliseren.”