Van even groot belang is dat Europa bereid is Servië–Montenegro financieel te hulp te komen, zei hij. Alleen dan kan er een klimaat ontstaan dat het mogelijk maakt om verdachten van oorlogsmisdaden als de Bosnisch–Servische ex–leider Karadzic en diens legerleider Mladic uit te leveren aan het Joegoslavië–Tribunaal, aldus Draskovic.

Bot zei wel enig begrip te hebben voor de wensen van Draskovic. Het Partnership for Peace–programma kan het hervormingsproces in het land versnellen. Maar de bewindsman wil dat Servië–Montenegro eerst een duidelijk signaal geeft dat alle autoriteiten bereid zijn mee te werken. Het gaat niet alleen om de uitlevering van oorlogsmisdadigers, maar ook om een verandering van mentaliteit waardoor dergelijke mensen geen kans meer krijgen.

Draskovic ziet het Partnership for Peace–programma als een opstapje naar een volwaardig lidmaatschap van de NAVO. Daarna hoopt hij dat zijn land zich kan kwalificeren voor het lidmaatschap van de Europese Unie.

Tijdens een lezing naderhand sprak Draskovic het argument tegen dat uitlevering van Mladic de voorwaarde moet zijn voor de toetreding van Belgrado tot Partnership for Peace. In tegendeel, de NAVO kan Servië–Montenegro juist helpen leger en geheime diensten te hervormen. Die zijn na zo’n reorganisatie juist beter in staat Mladic te vinden, als hij dan nog niet is opgepakt.