Blair nog lang niet zeker van overwinning
De Britse premier Tony Blair is nog allesbehalve zeker van een zege bij de verkiezingen van donderdag. Hij voelt „koude rillingen over zijn rug gaan” bij de veronderstelling dat zijn Labour-partij wel zal winnen, zei hij zondag in een vraaggesprek met de BBC.
Labour vreest een herhaling van het verkiezingsdebacle in 1970, toen de partij volgens de peilingen verzekerd leek van de overwinning. Op het laatste moment wisten de Conservatieven toen echter de achterstand in te halen. „We hebben de verkiezingen nog niet gewonnen”, zei Blair.
De premier waarschuwde zijn achterban om vooral geen proteststem uit te brengen op de Liberaal-Democraten van Charles Kennedy, uit onvrede over zijn beleid ten aanzien van Irak. Op die manier kunnen de Conservatieven volgens Blair „via de achterdeur” alsnog Downing Street 10 binnenkomen.
Volgens de meeste peilingen verdedigt Blair echter een comfortabele voorsprong. Vier van de zes onderzoeksbureaus geven hem 39 of 40 procent van de stemmen en de Tories rond de 30 procent. In twee peilingen is het verschil met de Conservatieven minder dan 3 procentpunt. De uiteindelijke zetelverdeling is als gevolg van het districtenstelsel moeilijk te voorspellen.
Blair kan in ieder geval rekenen op de steun van een groot deel van de Britse media, bleek gisteren. De kwaliteitskranten The Observer en The Independent on Sunday schaarden zich achter de zittende premier, evenals de tabloids News of the World, The Sunday Mirror en The People. The Sun, de grootste Britse sensatiekrant, sprak al eerder zijn steun uit voor Labour.
The Independent on Sunday kiest „uit realisme” voor Labour, maar merkt wel op dat de normen en waarden van de Liberaal-Democraten beter bij het blad passen. De grootste zondagskrant, The Sunday Times, roept zijn lezers op hun stem te geven aan de Conservatieven van Michael Howard, evenals The Sunday Express.
The Sunday Times bracht Blair zondag opnieuw in verlegenheid met onthullingen over de kwestie Irak. Uit geheime notulen, waarop de krant de hand heeft weten te leggen, blijkt dat de Britse regering er al in de zomer van 2002 van uitging dat Groot-Brittannië mee zou doen aan een Amerikaanse invasie in Irak.
Tijdens een ontmoeting op 23 juli 2002 sprak Blair met zijn naaste militaire adviseurs over de kwestie Irak. Volgens een memorandum van het ministerie van Buitenlandse Zaken liet het hoofd van de buitenlandse inlichtingendienst weten dat de Verenigde Staten „militaire actie tegen Irak als onafwendbaar zagen.”
In de conclusies van de bijeenkomst staat dat verder moet worden gewerkt vanuit de aanname dat het Verenigd Koninkrijk zal deelnemen aan elke militaire operatie. Minister van Buitenlandse Zaken Jack Straw waarschuwde tijdens de vergadering dat de argumentatie voor oorlog zeer dun was gezien de geringe dreiging die uitging van Saddams wapenprogramma.
De onthullingen, vier dagen voor de verkiezingen, zullen vermoedelijk Blairs geloofwaardigheid verder aantasten. Die speelde al een centrale rol in de verkiezingscampagnes van zijn tegenstanders. Zowel de Liberaal-Democraten als de Conservatieven hebben kritiek op zijn beslissing om de oorlog met Irak aan te gaan.