Het regime van Saddam Hussein besloot op 8 april de uitvoer van olie in eerste instantie voor een periode van een maand te staken, uit protest tegen het Israëlische optreden in de Palestijnse gebieden. Bagdad hoopte er de Verenigde Staten en andere bondgenoten van Israël mee te kunnen dwingen om de regering van premier Ariel Sharon onder druk te zetten.

Die opzet mislukte, omdat andere Arabische olieproducenten het Iraakse voorbeeld niet navolgden. De exportstop „kreeg niet de respons van de Arabische olieproducerende broeders die nodig was om er een succes van te maken”, stelde het Iraakse kabinet. De respons was zelfs ronduit negatief. Saudi-Arabië uitte openlijk kritiek op het Iraakse voorstel, dat van olie een wapen zou maken. Ook Koeweit wilde niets weten van een exportstop.

Intussen blijft de Amerikaanse regering erbij dat Saddam Hussein van het Iraakse politieke toneel moet verdwijnen, zelfs als wapeninspecteurs van de Verenigde Naties naar het Arabische land mogen terugkeren. Dat zei de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Powell, gisteren.

Bagdad overlegt al enige tijd met de VN over een mogelijke terugkeer van de wapeninspecteurs naar Irak. Die verlieten het land in december 1998. Zij zochten daar toen al zeven jaar naar massavernietigingswapens.

„De Amerikaanse politiek is dat het volk van Irak en de mensen in de regio beter af zouden zijn met een ander regime in Bagdad, ongeacht wat de inspecteurs doen”, aldus Powell in het ABC-programma ”This Week”. Hij zei verder dat Washington alle opties openhoudt als de mogelijkheid zich voordoet om het Iraakse bewind te verdrijven.