„Belang hervormde gemeenten gaat voorop”
De commissie van bijzondere zorg (cbz) voor de hervormde gemeenten zegt dat voor haar de zorgplicht voor hervormde gemeenten die sinds 1 mei 2004 verder zijn gegaan binnen de Protestantse Kerk en voor hervormde gemeenteleden die deze gemeenten verlaten hebben, kerkordelijk gezien „niet nevengeschikt” is. Bovendien zou de zorgplicht van de PKN voor de HHK-gemeenten „niet langdurig” zijn.
Dat meldt de cbz in een donderdag uitgegeven persverklaring. De opmerkingen over de zorgplicht voor de hervormde gemeenten (PKN) en de hersteld hervormde gemeenten zijn een reactie op uitlatingen die mr. drs. J. L. Burggraaf, advocaat van de Hersteld Hervormde Kerk, in de zogenaamde ”Verklaring voor recht”-procedure, eerder deed.
Burggraaf zei op een vorige week maandag gehouden informatieavond in Maartensdijk voor hersteld hervormde ambtsdragers over onder andere het optreden van de cbz, dat de zorgplicht van de commissie voor zowel hervormde gemeenteleden in de PKN als gemeenteleden die vanuit die gemeenten zijn overgegaan naar een hersteld hervormde gemeente „nevengeschikt” is en niet „ondergeschikt.”
De cbz geeft aan „wanneer een aanzienlijk aantal leden uit een gemeente is vertrokken” voor deze gemeenteleden „een voorziening te moeten treffen met het oog op het komen tot een nieuw kerkelijk leven ter plaatse. Daarbij is door de synode niet allereerst gedacht aan een verdeling van de kerkelijke goederen op basis van de aantallen gemeenteleden van de beide gemeenten na de scheuring. Bedoeld is een handreiking aan hen die buiten de Protestantse Kerk verder gaan om te komen tot een nieuw kerkelijk leven. Wanneer dat bereikt is, heeft de Protestantse Kerk voldaan aan haar verplichting.”
De commissie stelt dat de Protestantse Kerk „dus geen langdurige zorgplicht voor deze vertrokken gemeenteleden” op zich heeft genomen. „De commissie van bijzondere zorg heeft een drieledige taak: allereerst het voeren van gesprekken over de wijze waarop men binnen de Protestantse Kerk op een verantwoorde wijze ambtsdrager en gemeentelid kan blijven.
Ten tweede: het treffen van maatregelen ten behoeve van het voortbestaan van een hervormde gemeente, wanneer een aanzienlijk deel van de ambtdragers of gemeenteleden niet langer deel uit wil maken van de Protestantse Kerk.
En als derde taak: het treffen van voorzieningen met het oog op het komen tot een nieuw kerkelijk leven van hen die overgaan naar een nieuwe kerkgemeenschap.”
Volgens de persverklaring moet de commissie „allereerst letten op wat nodig is voor het voortbestaan van de hervormde gemeente die gebleven is. Deze gemeente is bestuurlijk en financieel vaak verzwakt. Deze gemeente moet verder. De voorzieningen voor de vertrokken gemeenteleden worden getroffen onverminderd wat nodig is voor de gemeente die bleef. Het belang van die hervormde gemeente gaat voorop. Van een nevenschikking van de hervormde gemeente en de hersteld hervormde gemeente is kerkordelijk dan ook geen sprake.”
De cbz zegt direct na 1 mei 2004 in veel gemeenten voorlopige voorzieningen getroffen te hebben voor gemeenteleden die een eigen kerkverband hebben gesticht. Genoemd wordt onder andere „een tijdelijk gezamenlijk gebruik van het kerkgebouw.”
Op andere plaatsen „wordt een ander kerkelijk gebouw ter beschikking van de hersteld hervormde gemeente gesteld voor kerkdiensten en andere activiteiten. Verschillende hersteld hervormde predikanten wonen nog in de pastorie die eigendom is van de hervormde gemeente. Zolang deze gemeente die pastorie zelf niet nodig heeft kan dat voorlopig zo blijven en kunnen daarover afspraken gemaakt worden met de commissie.”
De cbz zegt dat „de hersteld hervormde kerkenraad en predikant helaas niet altijd bereid zijn om afspraken te maken. Wanneer de hervormde gemeente de pastorie echter zelf nodig heeft, dan moet deze op korte termijn beschikbaar komen.”
Volgens de cbz worden verder „in sommige gevallen definitieve regelingen getroffen. Daarvan kan ook overdracht van goederen een onderdeel vormen.”
Zo is de commissie volgens de persverklaring in Numansdorp in gesprek om de eigendommen van de buitengewone wijkgemeente ”Elim” over te dragen aan de hersteld hervormde gemeente. „Andere gevallen zijn in voorbereiding. Voor een definitieve regeling is noodzakelijk dat er duidelijkheid is over de ledenbestanden. Duidelijk moet zijn wie overgegaan zijn naar de Hersteld Hervormde Kerk. Helaas weigeren nog veel hersteld hervormde kerkenraden mee te werken aan de ontvlechting van de ledenbestanden. In sommige gevallen wenst de kerkenraad de commissie zelfs niet te ontvangen. In dergelijke gevallen kan de commissie ook zonder voorafgaand overleg voorzieningen treffen of van een voorziening afzien.”
Indien „enigszins mogelijk” probeert de cbz rechtszaken te voorkomen, zo staat in de verklaring te lezen. „Helaas valt daaraan echter niet altijd te ontkomen. Meerdere rechtszaken werden tegen de hervormde gemeente en/of de Protestantse Kerk aangespannen.”