Jeruzalems burgers
Dochters van Jeruzalem, inwoners van die stad, ja een menigte vrouwen volgden Jezus al wenende naar Golgotha. Wat een tekenen en wonderen had de Heere binnen de muren van Jeruzalem gedaan, alles om haar burgers te overtuigen van hun trouweloosheid en ongerechtigheid. En nu wierpen deze burgers van Jeruzalem de Zoon van God, de Erfgenaam, buiten de wijngaard. O, vreselijke ondankbaarheid.Nu voor het laatst, nu Hij gaat sterven, wil de ontfermende Jezus Jeruzalems burgers en in het bijzonder haar vrouwen die nog niet aan de verharding waren overgegeven, nog tot Zich lokken. Hij wil de godvruchtige inwoners onder hen bemoedigen. O! gij dochters van Jeruzalem, zelfs gij onbekeerde, zult gij nu nog niet tot Mij keren? Och, of gij nog in deze dag bekende…
In Zijn toespraak geeft Hij hen het bevel niet zozeer over Hem te wenen, over Zijn bittere smaadheid en kruisdood. Treurt en weent veelmeer over uw zonden, die Mij deze beker van gal veroorzaakt hebben. O! begreep u maar eens recht de grond en de oorzaak van Mijn lijden. Ja, begreep u eens dat Ik voor uw zonden zo duur moet betalen. Wat zou u dan uw hart van droefheid scheuren en wat tranenbeken uitstorten dat het uw zonden zijn die dit Mij aandoen. Maar nu is het meer een hartstochtelijk wenen dan een recht treuren over de gruwel van uw zonden.
Meinardus Antonidus, predikant te Onderwierum (Leerredenen, 1753)