„Hij trok mij tussen de doden uit”
In Ridderkerk heerst een feeststemming. Het is 8 mei 1945, de oorlog is voorbij en de Nederlandse driekleur wappert weer. Die avond overstemt een bloedbad aan de Donckselaan in het nabijgelegen Bolnes de feestvreugde; Duitsers doden daar acht mensen, drie dagen na de Bevrijding.
Een arrestatieploeg van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) krijgt na de Bevrijding van de pas weer geïnstalleerde burgemeester Crezée de opdracht om ”moffenmeiden”, Nederlandse vriendinnen van Duitsers, op te halen in Bolnes. Tijdens een van de arrestaties raakt een jongen, W. L. de Groot, per ongeluk gewond aan zijn dijbeen. Omdat de arrestatieploeg, onder leiding van agent Van den Berg, toch op weg is naar Ridderkerk besluiten ze langs de Donckselaan te rijden en de gewonde jongen bij huisarts Berger te brengen.
Om 21.00 uur stopt de arrestatiewagen voor de woning van dokter Berger aan de rand van het Donckse bos. Terwijl de ploeg buiten staat te wachten, houdt agent Van den Berg een personenauto van de Duitse Wehrmacht aan. De chauffeur is de Duitse officier Hans Günther. Naast hem zit zijn Nederlandse vriendin, ter plekke bekend als een ”moffenmeid”.
De agent arresteert het meisje. Een BS’er houdt Günther onder schot. Die waarschuwt echter met zijn claxon tientallen Duitse militairen en officieren die zich ophouden in villa’s aan de Donckselaan en in het tegenoverliggende bos. De Duitsers zijn nog niet ontwapend door de Canadezen en hebben bovendien te diep in het glaasje gekeken.
De arrestatieploeg is tegen deze overmacht niet opgewassen. De agent en enkele BS’ers vluchten naar Ridderkerk en Rotterdam-IJsselmonde om versterking te halen. De overgebleven twee BS’ers, Dirk Hobbel en Aart Hooimeijer, zoeken met enkele voorbijgangers een veilig heenkomen in het huis van de dokter.
Als een Duitser met een pantservuist het huis treft, vlucht iedereen, behalve de BS’ers, via de achterdeur naar buiten. De Duitsers laten de vrouwen en kinderen met rust, maar de acht mannen, onder wie dokter Berger en de gewonde jongen, stellen ze op voor de garagedeur.
Vanaf een afstand van ongeveer 3 meter schieten ze de mannen één voor één neer. Degenen die nog een teken van leven geven, doden ze met nekschoten. Vervolgens slepen ze de lichamen naar de wachtkamer van de dokter en bedekken ze met een zeil. Het is inmiddels tegen tienen.
Tussen de doden ligt Wim Kramer, die de fusillade overleeft, omdat hij in zijn gezicht wordt getroffen en niet in zijn nek. „Ik hield me voor dood”, vertelt hij later. „In het doktershuis bedekten ze ons met een zeil. Nadat ik een tijdje onder dat zeil had gelegen, hoorde ik Engels spreken. Het was een Canadese officier die inmiddels ter plaatse was gekomen en mij hevig bloedend tussen de doden uittrok. Ik was mijn beide ogen en mijn neus kwijt, maar leefde nog.”
Ook Gerrit van Driel overleeft het bloedbad, omdat hij in zijn been wordt getroffen. „Ik durfde niet op te staan en dat was maar goed ook. Want plotseling kwam er weer een mof, die mij nauwkeurig met een zaklamp bekeek en mijn lippen en mijn hand betastte en merkbaar twijfelde aan mijn dood.
Dit was een vreselijk ogenblik, maar op het kritieke moment begon er iemand in het huis die nog leefde te kermen. Dit bleek later de BS’er Dirk Hobbel te zijn. De Duitser rende naar binnen en loste een schot op hem.” Van Driel vlucht.
Omdat Kramer en Van Driel de fusillade overleven, is Hobbel het zevende slachtoffer. Het achtste is een meisje uit Rotterdam, Antonia Arts, dat met haar broer en een vriend een wandeling maakt aan het einde van de Donckselaan. Waarschijnlijk vuurt een Duitser vanuit het bos de dodelijke kogel af.
Pas laat op de avond kunnen de versterking van de BS en een Canadese officier de rust herstellen.
Twee jaar later, op 8 mei 1947, onthult de gemeente een monument naast de dokterswoning, aan de rand van een groot weiland. Het gedenkteken bestaat uit een eenvoudige bakstenen muur met daarop een kruis. Op de natuurstenen plaquette die in de muur is gemetseld, staat de tekst: „Door het geweld des vijands vielen op 8 mei 1945”, waarna de namen en geboortedata van de slachtoffers volgen.
Dit is het laatste artikel in een zevendelige serie over vergeten stenen, oorlogsmonumenten waar mensen achteloos aan voorbijgaan of waarvan de ontstaansgeschiedenis niet meer bekend is.