Asocontainer en wietboulevard
Op dezelfde dag dat de nieuwe ”Woordenlijst Nederlandse taal” werd gepresenteerd, doken al twee nieuwe begrippen op: asocontainer en wietboulevard. Creatieve politici zijn vanouds hofleveranciers van het ”Groene boekje”. Soms weerspiegelen zulke termen de waan van de dag, maar in dit geval stáán ze ook ergens voor: de cultuur van het gedogen.Tijdens zijn werkbezoek aan Venlo brak de nieuwe minister van Grotestedenbeleid, Pechtold, maandag een lans voor het legaliseren van softdrugs. Venlo heeft een paar drugsshops die veel overlast veroorzaakten, verplaatst naar de buitenwijken, in de richting van hun grootste klanten: naar de Duitse grens. Pechtold ziet zo’n wietboulevard slechts als tussenoplossing, want de minister zou op lange termijn graag zien dat in de hele Europese Unie softdrugs gelegaliseerd worden. Daarmee schaart hij zich achter de Maastrichtse burgemeester Leers, die vorige week hetzelfde geluid liet horen voor het Europees Parlement: Nederland is met zijn softdrugsbeleid gidsland geweest en moet dat ’verkopen’ in Europa.
Terwijl Pechtolds wens voor een wietboulevard duidelijk afwijkt van het kabinetsstandpunt, staat het andere nieuwe woord, asocontainer, voor een breed gedragen beleid. Huurders die grote problemen veroorzaken, moeten gedwongen de wijk nemen naar een container aan de rand van de stad. De drie grote partijen in de Tweede Kamer werken aan een wetsvoorstel met die strekking. Er is nog een nieuw begrip aan verbonden: deze containers moeten ”hufterproof” zijn. Dat is: bestand tegen een stootje van bijvoorbeeld een rondvliegende stoelpoot of stoeptegel.
Net als de wietboulevard is de roep om de asocontainer bedoeld als antwoord op de verloedering van de binnensteden. Een tv-serie over probleemwijken leidde onlangs tot forse rellen in ’s-Hertogenbosch. De oplossing daarvan ligt echter niet alleen in het verhuizen van zulke brandhaarden naar de periferie van de steden, bij de tippelzones en autosloopstraten.
Feitelijk is zo’n gedoogcultuur niet meer dan symptoombestrijding, het verschuiven van de rotte appel naar de rand van de kist. De problematiek van de grote steden en de grensstreek vergt juist een stevige aanpak, zoals minister Donner die inmiddels met betrekking tot drugsgebruik heeft bepleit. Het softe beleid, dat Leers een „schoolvoorbeeld” noemt, maakt Zuid-Limburg tot de drugssupermarkt van de omringende landen. In plaats van de teugels te vieren is het zaak drugsgebruik te ontmoedigen en het drugstoerisme in te dammen.
Dat heeft alles te maken met een eerherstel van waarden en een strikter naleven van normen. Helaas konden de grote partijen elkaar daarover, tijdens het debat in de Tweede Kamer, niet vinden. Daar ontstond ten onrechte de indruk dat Balkenende zijn tijd heeft „verbabbeld en verkleuterd” met discussies over ”klein fatsoen”: netjes met elkaar omgaan, geen rommel maken en niets vernielen. Maar daar ligt juist de kiem voor de aanpak van problemen in de grote steden.
Misschien moet Leers ook een kijkje gaan nemen aan de Duitse grens: uit angst voor het overbrengen van varkenspest trekt de provincie Limburg daar een kilometerslang hek op om Duitse wilde zwijnen tegen te houden.