Lage dieselprijs in transport mag toch
De lidstaten van de Europese Unie vinden dat Nederland, Frankrijk en Italië hun transportsector een lagere accijns voor diesel mogen blijven berekenen.
De vijftien EU-landen gaan daarmee recht in tegen Europees commissaris Monti (concurrentiebeleid), die de lagere dieselaccijns een vorm van ongeoorloofde staatssteun vindt.
Oostenrijk gaf als laatste lidstaat vrijdagmiddag het verzet op tegen de uitzonderingsregeling voor Nederland, Frankrijk en Italië. De regeling loopt overigens eind september af. Nu de lidstaten zich unaniem achter de drie landen scharen, kan de Europese Commissie alleen nog haar gelijk halen door alle vijftien landen voor het EU-Hof van Justitie in Luxemburg te slepen.
De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, zette deze ongebruikelijke stap slechts één keer eerder. Dat gebeurde begin dit jaar, toen de lidstaten Portugal tegen de wens van Monti in bleven steunen in een subsidieregeling voor de vleessector.
Nederland, Frankrijk en Italië kregen in 2000 toestemming om middels fiscale maatregelen de transportondernemingen tegemoet te komen voor de toen plotseling sterk gestegen brandstofprijzen. De Europese Commissie ging daar aanvankelijk mee akkoord. Later kwam de Italiaanse eurocommissaris Monti daarop terug, omdat de regeling toch een vorm van staatssteun was.
Oostenrijk leek Monti te volgen, maar sloot zich gisteren toch aan bij de andere lidstaten. Een woordvoerder van de Europese Commissie liet gisteren al eerder weten „welk besluit dan ook eerst uitvoerig te zullen bestuderen.”
De commissie heeft officieel als hoeder van de Europese verdragen de taak elke vorm van niet-toegestane staatssteun te bestrijden. Commissieambtenaren zien in de manoeuvres van de lidstaten een poging om de verdragen uit te hollen.