Ledental NGK in 2004 licht gestegen
Het totaalaantal leden van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) is vorig jaar met 96 gestegen. Per 1 januari 2005 telde het kerkgenootschap 31.697 leden, van wie 20.282 belijdende.
Dat blijkt uit het nieuwe Informatieboekje 2005 voor de NGK. „Verontrustend”, schrijft ds. M. H. T. Biewenga in zijn Jaaroverzicht 2004, „maar, helaas passend in de tendens van de afgelopen jaren is het feit dat het aantal belijdende leden sterker toenam dan het totaal aantal leden (+112). Het aantal doopleden is dus afgenomen (-16). De vergrijzing zet zich daarmee voort.”
Het aantal plaatselijke gemeenten bleef vorig jaar gelijk (92); het aantal predikanten steeg van 79 naar 81. Van die 81 behoren er overigens vijf tot de Christelijke Gereformeerde Kerken en één tot de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Per iets minder dan 400 gemeenteleden is één predikant beschikbaar; onze kerken behoren op dit punt al jaren tot de absoute top van Nederland.”
Ds. Biewenga constateert dat, terwijl er een aantal jaren geleden zorg was of er in de toekomst wel genoeg predikanten zouden zijn voor de verschillende gemeenten, die zorg op dit moment overbodig lijkt. „Er lijkt eerder reden voor zorg of er wel genoeg gemeenten zijn voor de beschikbare predikanten (of kandidaten).” Op het moment van schrijven waren er zeven personen beroepbaar in de NGK. „Sommigen zijn dat nog niet zo lang, anderen al jaren. Hier ligt een probleem dat ons als kerken niet onverschillig mag laten.”
De Enschedese predikant staat in zijn overzicht ook stil bij het recente besluit van de (voortgezette) Landelijke Vergadering (generale synode) om het ambt van ouderling -en in principe ook dat van predikant- open te stellen voor vrouwen. Hij maakt in dat verband melding van de antwoorden die plaatselijke kerken gaven op de hun voorgelegde vraag hoe het er in hun gemeente voorstaat met vrouwelijke ambtsdragers. „Eerst maar even een paar cijfers. In 55 kerken kunnen op dit moment zusters benoemd worden tot diaken, en in 23 kerken kunnen zij ook ouderling worden. 10 kerken melden dat zusters nu „nog niet” benoemd kunnen worden tot ouderling. In 25 kerken kunnen zusters geen ouderling of diaken worden, zonder dat daarbij een restrictie wordt gemaakt in de trant van „nog niet.” Een aantal van die kerken geeft aan dat de samenwerking met een gemeente uit een ander kerkverband de reden is om niet over te gaan tot openstelling van de ambten voor zusters. In sommige van deze reacties lijkt iets van spanning aanwezig te zijn tussen de wens van de eigen gemeente en die van de gemeente waarmee wordt samengewerkt.”
Daarnaast is gevraagd naar de ervaringen die gemeenten tot dusver opdeden met vrouwelijke ambtsdragers. Ds. Biewenga: „Zonder uitzondering wordt daar bijzonder positief op geantwoord; zozeer zelfs, dat de gedachte zich opdringt dat hier en daar de behoefte bestaat het besluit tot openstelling achteraf, vanuit de praktijk, te rechtvaardigen. Misschien is het goed een dergelijke vraag over een aantal jaren nog eens te stellen.”
Een van de factoren die soms een rol (lijken te) spelen in de discussie over vrouwelijke ambtsdragers is de moeite die het kost om voldoende mannen te vinden die „bereid en in staat zijn” een ambt te vervullen. Op basis van de door de kerken gegeven antwoorden stelt ds. Biewenga vast dat de moeite om geschikte kandidaten te vinden „gelijkelijk voorkomt in gemeenten die wel en die geen vrouwelijke ambtsdragers kennen. Dat betekent in elk geval dat de moeite om mensen te vinden die ouderling of diaken willen en kunnen worden niet verdwijnt met de openstelling van de ambten voor zusters.” Hij noemt dit opvallend.