Klacht
De meeste mensen in Sardis gaven geen blijk van geestelijk leven. Er waren er maar weinig die hun kleren niet bevlekt hadden. De Zaligmaker had de gemeente van Sardis toch nog een geopende deur gegeven en het Evangelie van genade laten verkondigen en Zijn heerlijke beloften voorgesteld. De meesten hadden de tijd van genade veronachtzaamd en vertoonden geen vruchten van gerechtigheid. Welke hoop op genade was er dan nog, of welke verzekering van zaligheid? Hij zag immers deze gruwelijke ondankbaarheid en wilde haar straffen.Maar wat beklagen wij deze gemeente van Sardis? Er is in onze gemeente niet minder stof tot klagen. Jezus heeft in deze plaats ook een gemeente vergaderd en Zijn dierbaar Woord zuiver laten verkondigen. Maar tot ons klinken ook de woorden: „Ik weet uw werken.” Want hoewel wij burgerlijk leven, nochtans zijn velen in de ogen van Christus geestelijk dood. Er zijn er die de Naam van Christus noemen, Hem door de doop zijn ingelijfd en ondertussen zorgeloos heenleven en de zonden dienen. Er zijn er die voor het oog van Jezus alleen maar burgerlijke gerechtigheid bezitten. Zij steunen daarop en denken dat ze in de staat van genade zijn. Christus, Die de harten en nieren proeft en alles weet, zal alleen de namen in Zijn boek schrijven van hen die zichzelf hebben leren verloochenen en gesteund hebben op Zijn gerechtigheid.
Cornelius Walingius, predikant teTwisk (Keur van Bijbelstoffen, 1728)