Computer vriend van geweld
De schutter van Erfurt zat veel achter zijn computer. Niet iedereen die computerspelletjes speelt, is eenzaam of sociopathisch aangelegd, maar wie dat wel is, vindt in de computer een dankbare vriend, schrijft Holger Kreitling.
Het bloedbad in Erfurt kent zijn voorbeelden in films en computerspelletjes, maar die vervullen behoeften die al daarvóór bestonden. Een vermomd persoon haalt het masker voor zijn gezicht weg en zegt: „Voor vandaag is het genoeg, meneer Heise.” De scène in het gymnasium van Erfurt doet aan als de terugkeer van een bioscoopfantasie, als het moment van de catharsis in tientallen toneelstukken, stripverhalen en videospelletjes. De amokmaker als Ninjastrijder, bewapend met pumpgun. Nu het leven van Robert Steinhäuser stukje bij beetje wordt blootgelegd, komen ook de ambivalente tekenen van de popcultuur, namen van computerspelletjes, muziektitels en films tevoorschijn. En de conclusies zullen volgen dat de oorzaken van die verschrikkelijke daad moeten worden gezocht in mediaconsumptie, internetgekte of uitingen van geweld, die volgens een nog altijd gangbare agressietheorie aanleiding geven tot navolging.
De schutter van Erfurt zat veel achter zijn computer. Hij zou een enthousiaste liefhebber zijn geweest van ”Counterstrike”, een spelletje dat terroristische aanvallen en de bestrijding daarvan simuleert. (”Counterstrike” staat in Duitsland op de index, wat betekent dat het alleen na identificatie mag worden verkocht. Verkoop aan jongeren onder de 18 jaar is geheel verboden.)
Inderdaad lijkt het subjectieve beeld van de computerspelletjes bedenkelijk veel op de gebeurtenissen in Erfurt. De schutter loopt door de gangen en schiet op weerzinwekkende dieren of zelfs terroristen. Dit soort spelletjes noemt men ”Ego-Shooter”: het ontdekken van jezelf met behulp van geweldsfantasieën in een virtuele omgeving. De speler wordt beloond met steeds betere wapens; bovenaan staat de pumpgun.
Dit wapen appelleert wel in het bijzonder aan de fantasieën van jongeren in de puberteit. Het herladen imiteert de handeling van de masturbatie. Het klikkende geluid van het wapen, de demonstratieve houding van het geweer voor de buik, wat blijk geeft van geen enkele vrees, is door de bioscoop overgeleverd, evenals het afschrikwekkende effect van kapotgeschoten verdiepingen. Linda Hamilton slaagt er in ”Terminator 2” in om de pumpgun met één hand te herladen en de vijandelijke Cyborg met geweerschoten terug te drijven. Toen leerlingen in 1999 in Littleton een bloedbad aanrichtten, grepen ze met hun kleding en uitspraken terug op de film ”Baseball Diaries”, waarin Leonardo di Caprio in een wapperende mantel op school kinderen doodschiet.
Onbehagen
De auteur Tobias Meißner beschreef in 2001 in ”Neverwake” hoe jongeren met behulp van cyberfiguren openlijk een duel met elkaar aangaan. Van Mark Höpfner verscheen vorig jaar de roman ”Pumpgun”, over een bloedbad op school. Zegt dat iets over de daad van Robert Steinhäuser? Ja, noodgedwongen, en nee.
De popcultuur is niet iets wat ons door vreemde machten is opgedrongen. Wij voelen ons prima in dit bedrieglijke rijk van tekens, beelden en geluiden. Wie dat wil, kan er -althans kort- uitstappen. De bezwaren tegen de popcultuur en de media ontstaan ook doordat de autonomie van het kunstwerk niet wordt erkend. De personen in, laten we zeggen, ”Electra” lijken op die in ”Natural Born Killers”. Maar niemand komt op het idee Sophokles verantwoordelijk te houden voor de verdorven jeugd.
De bioscoop behandelt de ingrijpende, menselijke constante van het geweld vaak als een fenomeen aan de oppervlakte. Het is geweld dat leidt tot niets, dat voor het echte leven geen gevolgen heeft. Alleen sociopathisch aangelegde mensen trekken daaruit conclusies voor de werkelijkheid en schieten om zich heen. Toch blijft het een geruststellend feit dat de overgrote meerderheid precies onderscheid weet te maken tussen fictie en werkelijkheid en tussen afbeelding en daad. Verder is het nuttig om het enthousiasme voor videospelletjes en geweldfilms bij kinderen in Azië eens te bekijken en tegelijk hun vredelievendheid in ogenschouw te nemen. Culturele vorming komt voort uit vele bronnen.
Het onbehagen ten aanzien van de popcultuur heeft iets te maken met de heftigheid waarmee we ons door de maatschappij bepaald voelen. Het is een reactie die naar vijanden zoekt die er niet zijn. Degenen die met steeds groter gemak bizarre terreinen van vermaak, kledingcodes en voorbeelden van geweld ontdekken, zijn onze kinderen. Niet iedereen die computerspelletjes speelt, is eenzaam of sociopathisch aangelegd, maar wie dat wel is, vindt in de computer een dankbare vriend.
Fantasie
De wereld van bioscoop en televisie zorgt onophoudelijk voor een esthetisch en sociologisch identificatie-aanbod. Er wordt maar weinig gecreëerd wat al niet als onderliggende behoefte aanwezig is. De vijftien minuten roem die de televisie iedereen belooft die bereid is ’s middags zijn buren uit te schelden, lokken alle lagen van de maatschappij aan. Over mediaconsumptie en geweld moet onophoudelijk worden gedebatteerd -vooral in gezinnen, op school- maar de liberale maatschappij houdt zich voor de gek als ze van consequenties of omkering droomt. Men mag het pop-nihilisme voor verwerpelijk en immoreel houden, een beschuldiging uitspreken is goedkoop.
„Voor vandaag is het genoeg.” Dat is de houding van iemand achter de computer die van Ego-Shooting kramp in de vingers heeft. Afgelopen donderdag verscheen ”Blade 2” in de Duitse bioscoop, een duistere stripvariant van de Ninjawreker. De strijder Blade draagt zwarte kleding en een wapperende, zwarte mantel. Blade heeft een samuraizwaard en een pistool. Hij reist door de onderwereld en slacht vampiers bij honderden tegelijk af. Deze films bevredigen een behoefte naar een ontspannende vorm van catharsis. Het zijn puberale fantasieën van almacht en succesvol geweld. Laat niemand die de daad van Erfurt wil begrijpen, zeggen dat hij daarvan is gevrijwaard.
De auteur is redacteur bij het Duitse dagblad Die Welt.