Het kwaad blijft onbesproken
Volgens de heersende talkshowmening is de dader van de Erfurtse massamoord een slachtoffer. Daarmee wordt hij in plaats van een verantwoordelijk persoon een vreselijk sprookjesfiguur, vindt Herbert Kremp
. Volgens hem moet de vraag naar het kwaad gesteld worden. Wie dat niet doet, zal geen waarachtig antwoord vinden, meent hij. De massamoord in Erfurt heeft iedereen tot buiten de grenzen van Duitsland op het diepst geschokt. Het onderzoek naar de oorzaken is begonnen. In de berichten over de massamoord in Erfurt zijn begrippen binnengeslopen die het denken in een verkeerde richting bewegen. Zo is het woord ”amok” op deze gebeurtenis niet van toepassing. ”Amok” geeft een toestand van verwardheid aan, een gevoel te moeten aanvallen, spontane agressie. Amokmakers komen vaak voor in culturen waar het leven met een ogenschijnlijke zachtheid voortgaat, bijvoorbeeld in Zuidoost-Azië. Plotseling springt er een taxichauffeur uit de auto en schiet om zich heen. Hij had geen ruzie met zijn passagier en stond niet in de file, maar ”iets” kwam in hem naar boven en ”liet hem los”.
Robert Steinhäuser heeft niet spontaan gehandeld. Hij plande zijn misdaad met grote zorgvuldigheid en bleef bij zijn voornemen leraren te doden. Hij handelde terroristisch en herostratisch (Herostratos was de man die in 356 v. Chr. de Artemistempel in Efeze in brand stak om op die manier beroemd te worden, red.). Hij wilde angst aanjagen en aan deze angst zijn naam verbinden. Lange tijd gedroeg hij zich als een ”slaper”, stelde zijn wapens en munitievoorziening veilig en ging zonder vluchtlogistiek op het bloedbad af. Hij was klaarblijkelijk niet van plan om te overleven. Hij wilde er na zijn daad mee ophouden: een aanslag zonder uitweg.
Invloed films
Computerspelletjes, films en muziek speelden mogelijk de rol van virtueel oefenterrein. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze zaken hem tot zijn daad aanzetten. Miljoenen mensen zoeken de prikkel van griezelscènes, zonder die werkelijk na te bootsen. Oorlogsspelletjes zijn er altijd al geweest. De moraal daarvan mag dan verwerpelijk zijn en verruwing het gevolg -in ieder geval op het gebied van de taal- maar daar staat de mening tegenover dat ze agressie in goede banen leiden, zoals we dat in een voetbalstadion kunnen zien. Zij blussen daadfantasie.
Op de televisie wordt de daad van Erfurt onmiddellijk ingekaderd in de maatschappij. Daarachter gaat een bezweringsritueel schuil. Men denkt zo’n misdaad door taal en bespreking uit te kunnen bannen en een herhaling te kunnen voorkomen. Daarbij worden schuldigen gezocht. De cultuurkritiek biedt een uitgebreid scala aan mogelijkheden. Ouders, familie, vrienden, die -naar het schijnt of daadwerkelijk- niets in de gaten hadden en zich niet om de jongen bekommerden. In een maatschappij van individuen en ouden van dagen met zelfgekozen vereenzaming duikt een toon op van spijt. Hoe lang zal die duren? Maakt die een ommekeer mogelijk?
Tegelijkertijd rukken er spoken uit de jaren zeventig en tachtig op. Er is sprake van prestatiedruk, van een wrede selectie op scholen. De leerplannen zouden geen ruimte laten om de geest te laten ademen. De moordenaar dient als voorbeeld. Uit angst heeft hij gefaald. Hij heeft getuigschriften vervalst en is daarom verwijderd. Men nam hem niet mee toen hij verstard bleef staan, men nam hem niet op sleeptouw. Gefaald heeft de prestatiemaatschappij. Die stuurde de hand van de leerling naar de trekker.
De daad wordt „verschrikkelijk” en „ontzettend” genoemd. Van kwaad is geen sprake. Tegen het kwade als principe, als geweld dat zielen omringt, schijnt de menselijke geest zich te verweren. Sinds de mens in onze cultuur autonoom is geworden, zich heeft losgemaakt van het numineuze en trots zijn onafhankelijkheid propageert, waant hij zich goed, humaan en verlicht. De tol van deze scheiding was dat hij ”eigenlijk” niet slecht kan zijn. Misdaad is veel eerder sociaal bepaald, berust op tekortkomingen, op nog altijd heersende onrechtvaardigheid of eenvoudig op een verkeerde behandeling. Naar deze maatstaven gemeten, handelde Robert Steinhäuser als een ”ontmenst” wezen.
Gevaarlijk
Volgens de overheersende talkshowmening is de dader een slachtoffer. Zo ontneemt men hem de laatste waarde die ook een misdadiger nog heeft: de eigen, volle verantwoordelijkheid. De dader verwordt tot een vreselijk sprookjesfiguur. De terechte vraag naar het waarom raakt verward in een wereld die zich humanistisch waant, maar zich in feite hoministisch gedraagt. Wie het boze als werkzaam principe uitsluit omdat het zijn autonome trots kwetst, zal evenwel geen waarachtig antwoord en geen tegengif vinden. Een wereld zonder metafysica reduceert zich tot sociale fysica.
Een gevoel voor de macht van het kwaad komt daarentegen in een diepe droefheid tot uitdrukking. Mensen stromen de kerken binnen -waar ze anders nooit komen- uit een verlangend herinneren daar het principe van het goede en het juiste verweer te vinden. We zien dat na elke ramp. Alsof die catastrofe een versperde toegang opende. Daarna vallen de deuren weer in het slot. Vergeetachtigheid en vergetelheid grijpen om zich heen. Ze zijn de kerncategorieën van een gevaarlijke wereld.
De auteur is redacteur van het Duitse dagblad Die Welt.