De opvolger van ds. Pops woordenboek
Verheldering van bijbelse kernwoorden in het licht van de gewijzigde context van de moderne cultuur. Dat is de achtergrond van het ”Woordenboek voor bijbellezers”, dat vrijdagmiddag wordt gepresenteerd. Eindredacteur dr. A. Noordegraaf: „Het is geen leesboek, maar een naslagwerk om de kern van de Bijbel voor deze tijd beter te leren kennen.”
Aanleiding voor de uitgave van het nieuwe woordenboek was dat het bekende en veelgebruikte boek van ds. F. J. Pop, ”Bijbelse woorden en hun geheim”, uitverkocht raakte. Uitgeverij Boekencentrum besloot om de uitgave, die al meer dan vijftig jaar oud was, niet te bewerken, maar een nieuwe uitgave op de markt te brengen, gericht op een breed publiek. De uitgever vond dr. Noordegraaf bereid om de kar te trekken, samen met dr. G. Kwakkel, dr. S. Paas, dr. H. G. L. Peels en dr. A. W. Zwiep. Dr. Noordegraaf en dr. Zwiep zijn nieuwtestamentici; dr. Paas, dr. Peels en dr. Kwakkel oudtestamentici.
„We wilden ons richten op zowel doorsnee gemeenteleden als studenten en predikanten, die vaak te weinig tijd hebben om uitvoerige naslagwerken te gebruiken”, vertelt dr. Noordegraaf. Het verschil met de uitgave van ds. Pop is dat de nieuwe uitgave rekening houdt met de meervoudige betekenis van veel bijbelse kernwoorden in hun context. „De betekenis van woorden is afhankelijk van de context waarin ze staan. Je moet dus wat voorzichtig zijn met het gebruik van een concordantie. Niet dat ik concordanties waardeloos vind, maar je kunt niet alle teksten achter elkaar zetten en daarmee het woord begrijpen. Woorden als ”sjaloom” en ”gerechtigheid” bijvoorbeeld hebben een brede betekenis, die pas echt oplicht binnen het verband waarin zij staan.”
Het woordenboek van in totaal 800 bladzijden, dat 55 euro kost, behandelt een kleine 200 woorden. Elke bijdrage heeft dezelfde structuur. Na de vermelding van de titel geeft de schrijver in een eerste onderdeel ”geloofs- en cultuurtaal” de spanning weer die er bestaat tussen het woord in de huidige context en de betekenis ervan in de Bijbel. Veel woorden hebben in ons spraakgebruik ook hun bijbelse zeggingskracht verloren of hun betekenissen zijn in de loop van de tijd verschoven. „Er is een kloof tussen Bijbel en cultuur, een kloof tussen hoe de woorden klinken in de geloofstaal, de dogmatiek en de kerkleer, en hoe ze verstaan worden in het profane taalgebruik.” In een tweede rubriek geeft de auteur aan op welke Hebreeuwse en Griekse woorden het vertaalwoord voornamelijk teruggaat.
De selectie blijft slechts een greep uit de talrijke woorden die de Bijbel kent, erkent dr. Noordegraaf. „Mensen zullen ongetwijfeld woorden missen. We hebben gekozen voor woorden die in de geloofsschat een rol hebben gespeeld. Niet alleen zelfstandige naamwoorden, maar ook werkwoorden die theologisch van belang zijn. Wij zijn verder van de Nederlandse woorden uitgegaan, wat veel moeilijker was dan wanneer we ons uitgangspunt in het Griekse of Hebreeuws hadden genomen. Nu hebben we te maken met een veelvoud van betekenissen en vertalingen van de oorspronkelijke woorden in de grondtekst.”
De redactie keek vooral ook naar gangbare woorden. „De doop staat bijvoorbeeld wel vermeld, maar niet het avondmaal. De zaak zelf wordt behandeld onder het woord ”maaltijd”. In veel kerken van onze tijd wordt het avondmaal trouwens aangeduid als ”de maaltijd van de Heer”. Het woord ”sacrament” ontbreekt ook, maar dat kom je nauwelijks tegen in de Bijbel. Ook het woord ”drie-eenheid” ontbreekt, omdat dit ook niet in de Bijbel is terug te vinden”, aldus dr. Noordegraaf.
De vertaling die het woordenboek gebruikt, is de NBG-editie van 1951. „Dat is een puur praktische beslissing”, zegt de eindredacteur, „omdat deze vertaling de meest gangbare is in de kerken, zeker als het gaat om bijbelstudie. De Nieuwe Bijbelvertaling was tijdens de totstandkoming van het boek nog niet beschikbaar. Daarom is achter in het boek een tabel opgenomen waarmee lezers woorden uit de NBG-editie kunnen terugvinden in de NBV.”
De artikelen werden bekeken door een koppel, bestaande uit een oud- en een nieuwtestamenticus. In totaal 39 medewerkers schreven de artikelen. Ze zijn afkomstig uit de Protestantse Kerk in Nederland, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Nederlands Gereformeerde Kerken en evangelische of baptistengemeenten. Mensen uit andere kerken zijn er niet bewust buiten gelaten, zegt Noordegraaf, „maar we hebben gezocht naar deskundigen op het gebied van Oude en Nieuwe Testament. Dat was het uiteindelijke criterium.”
De medewerkers vormen een breed spectrum. „Daar hoort ook prof. dr. E. Talstra bij, die de historisch-kritische methode gebruikt maar die eveneens zijn confessionele visie op het gezag van de Schrift niet onder stoelen of banken steekt. Wat ons bond, is dat wij de Heilige Schrift als gezaghebbend getuigenis aanvaarden, zoals dat verwoord is in de belijdenis van de kerken die uit de Reformatie zijn voortgekomen.”
De weergave van de woorden is volgens dr. Noordegraaf zo veel mogelijk losgekoppeld van dogmatische vooringenomenheid of confessionele traditie. „Het ging ons om verheldering van de woorden waarbij we de dogmatiek zo veel mogelijk hebben laten liggen. Ten aanzien van de doop gingen we bijvoorbeeld niet in op de kinderdoop, al is er wel een lijntje van de nieuwtestamentische doop van de huisgenoten naar de kinderdoop. Die distantie geldt ook voor de ethiek, al trekken we in de artikelen wel stippellijnen naar het heden. Maar wij hebben geen dogmatisch, ethisch of pastoraal-theologisch boek geschreven. Het ging ons echt om verheldering van de Bijbel. Om die weer richtinggevend te laten zijn voor deze tijd; dat drijft ons.”