Zelfverrijking
Waarom zou een directeur meer moeten verdienen dan een verkoper of een afdelingshoofd? Ze spannen zich toch beiden in voor dezelfde zaak? Waarom moet een arts meer verdienen dan een buschauffeur? Ze dragen toch beide verantwoordelijkheid voor mensenlevens? Waarom zou een bestuurder van een verzorgingstehuis meer mogen verdienen dan de minister-president? De minister president is toch ook verantwoordelijk voor goed bestuur?
Deze waaroms rond de inkomensvorming zijn ineens weer actueel. De recente commotie rond de hoogte van de inkomens van de top van het bedrijfsleven en de soms schaamteloze zelfverrijking die daar plaatsvindt, geven alle aanleiding om daarover na te denken. Goed leiderschap is van belang voor het goed functioneren van de bedrijfsorganisatie. Presteren begint in die zin aan de top.
Wat voor het rendement geldt, geldt echter niet minder voor de ethiek. Algemeen wordt erkend dat de president-directeur de meest cruciale factor is die van invloed is op het ethische gehalte van een onderneming. Het negatieve uitstralingseffect van de graaicultuur in de top van het bedrijfsleven mag niet worden onderschat. Het valt toch niet uit te leggen dat op de werkvloer ontslagen vallen en moet worden ingeleverd vanwege de moeilijke economische tijden en dat de directeur de zoveelste bonus bedenkt om zijn inkomen te spekken.
Helaas lijkt het hier niet te gaan om incidenten. Uit de bedrijfsethiek zijn nogal wat gevallen bekend die laten zien dat het met het morele oordeelsvermogen van leiders niet zo goed gesteld is. Zo is er een studie waaraan meer dan 500 managers deelnamen en waarin de grote meerderheid van de leidinggevenden naar voren komt als mensen waarvan de persoonlijke ethische ontwikkeling is vastgelopen. Volgens de Amerikaanse bedrijfsethicus John Dalla Costa, zelf jarenlang actief in het zakenleven, is morele volwassenheid schaars gezaaid aan de top.
Simpel
Nu is het is relatief gemakkelijk om excessen te signaleren en te veroordelen. Maar vervolgens dringt zich dan wel de vraag op wat dan wel een verantwoord inkomen voor de topmanager is. Is het juiste salaris simpelweg een kwestie van economie: van vraag en aanbod? Nee! We moeten ervoor waken de beloning van topmanagers te degraderen tot een vraagstuk van ijzeren economische wetten, waaraan, leuk of niet, nu eenmaal niets valt te veranderen. Het beroep op economie is op zijn minst erg eenzijdig. Als je kijkt naar de gouden handdrukken die aan slecht presterende managers worden gegeven, lijkt de economie trouwens soms ook behoorlijk op z’n kop te staan.
Belangrijker is hier de ethiek van de inkomensvorming. Topmensen uit het bedrijfsleven en in de publieke sector hebben een eigen verantwoordelijkheid. Daarin is de plicht besloten om als het gaat om de eigen beloning de toets van sociale rechtvaardigheid aan te leggen. Dat betekent dat we het vraagstuk van de beloning van topmanagers vanuit het perspectief van het rentmeesterschap en dienstbaarheid moeten bezien.
Geschenk
In dat perspectief speelt ”de prestatiemaatstaf” een legitieme rol. Dat er een relatie is tussen de mate van inspanning die men zich getroost en het inkomen dat men krijgt is niet alleen economisch wenselijk, maar ook ethisch beschouwd heel goed verdedigbaar.
Wel valt op dat vanuit een christelijk perspectief het prestatiebegrip van meet af aan wordt gerelativeerd. Is het eigenlijk geen geschenk als je een bepaald resultaat mag bereiken? Past het dan niet om allereerst God en daarna ook de medemensen die dit mogelijk maakten erkentelijk te zijn? Wie zo naar zijn of haar capaciteiten kijkt als „om niet” geschonken gaven, die zal er dienstbaar mee willen zijn. Die heeft geen prestatiebeloning nodig om met hart voor de zaak te handelen. Dat je in je beroep een roeping hebt te vervullen is dan minstens zo belangrijk.
Naast de prestatiemaatstaf, en misschien zelfs wel daarvoor, is er ook de ”behoeftemaatstaf”. Daarbij gaat het om de afstemming van het inkomen op wat men als gezin nodig heeft om normaal van te kunnen leven. Vanuit de Bijbel zijn daar diverse voorbeelden van te geven. Het ene gezin is het andere niet. Er zijn kleine gezinnen en grote gezinnen, gezinnen met studerende kinderen en gezinnen met peuters. Ook tussen de beroepen zijn er verschillen. Het ene beroep is representatief, het andere niet.
Niet elke behoefte die zich aandient heeft echter het recht zich te vertalen in een inkomensclaim. Er zijn ook behoeften, of liever gezegd begeerten, zoals hebberigheid, machtszucht, pronkzucht die ronduit verwerpelijk zijn en die nooit een inkomensaanspraak kunnen legitimeren.
Factor twintig
Bovendien laat de Bijbel zien dat niet alleen mijn eigen behoeften tellen, maar ook die van de minderbedeelden en dat hun noden zelfs voorrang kunnen hebben op wat ikzelf nog allemaal te wensen heb. Ook met de erkenning dat er wat betreft behoeften verschillen tussen mensen zijn, is het niet uit te leggen dat de topinkomens een factor twintig of meer hoger (moeten) zijn dan een modaal inkomen. Zo groot zijn die verschillen in behoeften en prestaties zeker niet.
voetnoot (u17(De auteur is universitair docent aan Wageningen Universiteit.