„Willie Wortel werkt niet op commando”
Door continu te hameren op innovatie wil de regering Nederland transformeren tot kenniseconomie. Tot nog toe komt hier maar weinig van terecht. De Tilburgse hoogleraar innovatiebeleid prof. dr. B. Nooteboom weet wel waarom: „Den Haag wil meer kennis, maar neemt zelf geen kennis van de kennis die er al is.”
Waar enkele jaren geleden nog verhoging van de arbeidsproductiviteit centraal stond, heeft de Nederlandse regering sinds 2000 innovatie tot dogma verheven. Niet langer het vervaardigen van meer producten met minder mensen staat centraal, maar de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten moet toekomstige welvaart veiligstellen. Zeker nu economische groei door toenemende vergrijzing niet meer via een hogere arbeidsparticipatie te realiseren valt.
Nederland zet op het gebied van innovatie hoog in. In 2000 spraken Europese regeringsleiders in Lissabon het verlangen uit om de Europese Unie tot 2010 om te vormen tot „de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld.” De Nederlandse regering voegde hieraan toe dat ons land op dit terrein een voortrekkersrol moet vervullen. In 2003 richtte het tweede kabinet-Balkenende hiervoor het innovatieplatform op. Het bestaat uit politici en mensen uit bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs. Premier Balkenende is voorzitter.
De huidige situatie staat echter in schril contrast met de uitgesproken ambities. Slechts 22 van de 85 adviezen van het innovatieplatform zijn inmiddels uitgevoerd. De kritiek op het platform wordt steeds heviger. Balkenende maande criticasters onlangs tot geduld: „Innovatie kunnen we niet per decreet afkondigen. Daarvoor is een cultuuromslag nodig.”
Intussen tonen diverse onderzoeken aan dat Nederland op het gebied van innovatie afzakt naar de donkere kelders van de Europese Unie. Volgens hoogleraar Nooteboom worden de gestelde doelen ook nooit behaald wanneer het platform geen notie neemt van bestaande literatuur. „Er wordt in beleidsstukken nauwelijks naar verwezen, het platform vaart blind op het containerbegrip innovatie.”
Innovatie is vernieuwing, en vernieuwing is volgens de hoogleraar als een drietrapsraket die bestaat uit inventie of uitvinding, innovatie en de verspreiding ervan. Aan het proces van inventie moet de regering maar niet te veel sleutelen, zegt hij, maar dit overlaten aan een selecte groep van Willie Wortels. „Het lijkt echter alsof het platform wil dat we allemaal gaan uitvinden, maar dan creëer je een krankzinnige maatschappij zonder welvaart.”
Wel bepleit Nooteboom een financiële stimulans voor wetenschap en onderwijs. „De regering heeft de mond vol van innovatie, maar er is jarenlang structureel op onderwijs bezuinigd.” Een Europees onderzoek uit 2003 bevestigt dit: Nederland besteedt 4,6 procent van het bruto binnenlands product aan onderwijs en is daarmee de hekkensluiter van de Europese Unie. In tien jaar tijd daalden deze uitgaven met 30 procent.
Nootebooms grootste kritiek op het innovatieplatform is dat het uitvindingen bij voorbaat wil sturen. Het besluit van het platform om het grootste deel van de uit het paasakkoord voortvloeiende 150 miljoen aan extra gelden te besteden aan de zogeheten sleutelgebieden -bloemen en voeding, hightech, water en creatieve industrie- vindt hij daarom niets.
„Je kunt vooraf allerlei speerpunten kiezen, maar innovatie valt niet te programmeren. Het gros aan inventies leidt uiteindelijk tot niets.” Ideeën moeten volgens de hoogleraar ontspruiten aan het brein van uitvinders en niet worden geregisseerd door de overheid. „Wetenschap is onvoorspelbaar; idioten zijn in dit stadium niet van genieën te onderscheiden.”
Pas wanneer een uitvinding toepasbaar blijkt, maar het gebruik ervan niet van de grond komt, ligt er een taak voor de overheid, meent Nooteboom. „Gevestigde belangen kunnen ervoor zorgen dat een vernieuwing niet op de markt komt. Te denken valt aan oliemaatschappijen die waterstof als vervanger van benzine blokkeren. De overheid moet dan als eerste een investering doen in deze nieuwe technologie.”
Ook in de fase van de verspreiding ziet Nooteboom een duidelijke rol voor de overheid. Zeker 95 procent van de bedrijven is middelgroot of klein en in driekwart van die bedrijven wordt niet geïnnoveerd, omdat zij geen toegang hebben tot kennis. „Er is pas sprake van welvaartsstijging wanneer ook kleine bedrijven hierin kunnen delen.”
Het frappeert Nooteboom dat innovatie bij het platform louter lijkt te draaien om technische vernieuwing zoals in de bio- en de nanotechnologie. „Organisatorische vernieuwing is minstens zo belangrijk, maar ook sociale innovatie, zoals in arbeidsverhoudingen, kinderopvang en gezondheidszorg verhoogt de welvaart.” Nooteboom vindt het daarom onbegrijpelijk dat de vakbeweging geen zitting heeft in het innovatieplatform.