Cultuur & boeken

Vóór ons de zondvloed

Titel:

20 April 2005 14:53Gewijzigd op 14 November 2020 02:28

”Noach. De man die genade vond”
Auteur: Gilbert Morris, vert. D. van der Schaaf
Uitgeverij: Het Zoeklicht, Doorn, 2004
ISBN 90 6461 078 4
Pagina’s: 384
Prijs: € 18,50. Romans over bijbelse personen zijn populair. In het koor van Nederlandse uitgevers die (vooral) vertalingen van dit genre op de markt brengen, mengt zich nu ook Het Zoeklicht in Doorn met een nieuwe serie: ”Leeuwen van Juda”. Deel 1 gaat over Noach.

Gilbert Morris, hoogleraar aan de Ouachita Baptist University in Engeland, schildert Noach vooral als mens, als twijfelaar. Hij is een man die de verlokkingen van de zondige wereld voortdurend voelt trekken. De mooie Lomeen, vrouw uit een naburige stam waar ze Ur-Baäl vereren, blijft hem bijna letterlijk zijn hele leven achtervolgen.

De romantiek speelt trouwens een tamelijk overheersende rol in het verhaal. Want ook Noachs drie zonen moeten een vrouw vinden voordat de zondvloed de verdorven wereld wegvaagt.

Morris gaat moeilijke vragen over het godsbestuur niet uit de weg. Want hoe leg je uit dat het onmenselijk is dat Ur-Baäl vraagt baby’s te offeren, terwijl de Almachtige op het punt staat de hele mensheid te verdelgen? Noach kan soms tobben met die vragen. Nadat de Nefilim -kwaadaardige reuzen (Gen. 6:4)- z’n broer Jodak vermoord hebben en diens vrouw ontvoerd, is Noach woedend op de Almachtige. „Waarom bidden we tot Hem, danken we Hem voor alles en vragen om Zijn hulp - als Hij gewoon verdwijnt op het moment dat we Hem het hardst nodig hebben?” Op dat moment betwijfelt hij zelfs het bestaan van God.

Noach wordt zo een mens van vlees en bloed, geen heilige. Maar dat was David ook niet, die in Psalm 10 op eenzelfde manier God ter verantwoording riep: „O Heere! Waarom staat Gij van verre? Waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?”

Afgrijselijk
Later, als hij heeft gehoord van Gods plannen met de wereld, gaat Noach gebukt onder de last van zijn uitverkiezing: „Ik kan het gewoon niet geloven. Het is zo afgrijselijk! Maar één gezin van alle aardbewoners wordt gered.”

„Als de Sterke het doet, Noach, is het goed”, is het gelovige antwoord van de oude Methusalem. „Hij is eerlijk en rechtvaardig. En wíj begrijpen niet waarom er lijden moet zijn, maar Híj wel.”

Zelfs na de zondvloed blijft Noach een tobber. „Ik heb verschrikkelijke twijfels over de Sterke”, bekent hij aan zijn vrouw. „Ik krijg steeds het gevoel dat Hij geen liefhebbende God is. Ik denk aan alle mensen die gestorven zijn en vraag me af waarom Hij dat gedaan heeft. (…) Hoe heeft Hij zo veel mensen kunnen doden, van wie velen nog maar baby’s waren?”

Aanvechtbaar zijn de bemoedigende woorden van Noachs vrouw Ada: „Ik denk dat de Sterke jou gekozen heeft omdat jij zo’n diepgaand geloof hebt. Geen enkele andere man zou zo ver gekomen zijn.” Gelukkig weet Noach zelf beter: „Ik ben helemaal niet zo’n goede man. Ik denk dat er helemaal geen goede mensen zijn”, al zegt hij dit een depressieve bui.

Morris doet recht aan de gegevens die de Bijbel over Noach en over de zondvloed aanreikt. De mensen bereiken zeer hoge leeftijden, God verschijnt aan Noach en aan anderen in gezichten, de dieren komen spontaan naar de ark. Af en toe is merkbaar dat de schrijver worstelt met het ’schema’ waaraan hij zich heeft te houden. De almaar toenemende verdorvenheid van het mensdom beschrijft hij soms wat afstandelijk: „Dag na dag, jaar na jaar, was de wereld om hem heen steeds gewelddadiger geworden, waardoor het nu nauwelijks meer leek op de wereld waarin hij opgegroeid was.”

Cham
Niet overtuigend is de rol van Cham, die als een onverschillige, gewelddadige krachtpatser toch meewerkt aan de bouw van de ark. Terwijl de mensen om hem eten, drinken, vrolijk zijn en spotten met het project waarin Cham zelf eigenlijk ook niet gelooft. Morris typeert hem kennelijk op grond van de latere misstap die hij ten opzichte van zijn vader Noach begaat. Duidelijk wordt in ieder geval wel dat de zondvloed niet de zonde zelf van de aarde heeft weggespoeld.

Dat laatste maakt de komst van de „Dienaar van de Heilige” noodzakelijk. Hij zal lijden en tegelijk een glorieuze Verlosser zijn. Noach mag Hem in een visioen al aanschouwen. Op zijn sterfbed geeft hij het gouden medaillon dat hij van zijn grootvader Methusalem heeft gekregen aan Sem. Ooit is het van Henoch geweest. Er staan een leeuw en een lam op afgebeeld. Het sieraad moet steeds weer worden doorgegeven aan degene „die het meest van God houdt.” De betekenis ervan is de betrokkenen niet duidelijk, maar de bijbelvaste lezer ziet de lijn die naar Christus wordt getrokken. Naar Hem verwijst ook de titel van de serie: ”Leeuwen van Juda”.

Klimaat
Een gemiste kans is dat Morris niet geprobeerd heeft moderne wetenschappelijke (maar schriftgetrouwe) inzichten over de wereld vóór en het ontstaan ván de zondvloed in dit boek te verwerken. Nu suggereert hij alsof de aarde in Noachs dagen er net zo uitzag als tegenwoordig. Mensen als dr. A. M. Rehwinkel en dr. W. J. Ouweneel hebben echter aannemelijk gemaakt dat de aarde zoals die was geschapen door een watergewelf werd omgeven. Waarschijnlijk heerste er in die tijd over heel het wereldrond een vochtig, subtropisch klimaat. Omvangrijke steenkoollagen in Siberië en Alaska wijzen daar op. Woestijnhonden zullen er dus niet in de ark zijn geweest. Seizoenen zoals we die nu kennen waren er evenmin (vergelijk Genesis 8:22).

Deze theorie verklaart niet alleen waar al het water van de zondvloed plotseling vandaan kwam, maar ook waarom de mensen tot dan toe zo oud werden: schadelijke kosmische straling werd door dit watergewelf gefilterd. Begrijpelijk wordt dan ook waarom God na de zondvloed de regenboog -een nieuw natuurverschijnsel!- als teken van Zijn verbondstrouw instelde.

Dergelijke wetenswaardigheden hadden de roman een toegevoegde waarde kunnen geven. Nu blijft het verhaal te veel steken in een geromantiseerde familiegeschiedenis, waarbij Morris de witte vlekken alleen met behulp van zijn fantasie kon wegwerken. En dat blijft een hachelijke onderneming. We zullen nooit weten of Morris Noach en de zijnen recht heeft gedaan.

Vertaling
Punt van kritiek geldt de vertaling. Kort en goed: zo mag het niet! Het boek wemelt van de (ver)taalfouten. Uitdrukkingen als ”ongelukkigheid”, ”met de schouders schudden” en ”een karige schuilplaats” wijzen niet op een goede beheersing van de Engelse taal. En ”She would know” betekent beslist niet: ”zij wilde weten”. Storend bij het lezen, jammer. Af en toe is het taalgebruik aan de populaire kant: „Hoi, Zora, hoe was jouw dag?” vraagt de jonge Noach bijvoorbeeld aan de grijze, eerbiedwaardige profeet.

Dit alles neemt niet weg dat Morris een van de meest dramatische gebeurtenissen uit de geschiedenis van de mensheid beeldend en meevoelbaar heeft beschreven. Menselijke karakters brengen het oordeel huiveringwekkend dichtbij. En daarmee de vraag hoe we zélf gereageerd zouden hebben op de prediking van Noach.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer