Inspectie: Spijbelen harder aanpakken
Nederlandse scholieren kunnen te gemakkelijk spijbelen. Het antispijbelbeleid van scholen is in het algemeen onvoldoende ontwikkeld. Spijbelaars zelf zeggen dat ze zelden worden betrapt.
Dat constateert de inspectie in het woensdag gepresenteerde Onderwijsverslag. Scholen slagen er lang niet altijd in een spijbelbestendig lesrooster te maken en straffen spijbelende leerlingen niet altijd. De inspectie noemt het opvallend dat scholen in de onderbouw strakker toezien op spijbelaars dan in de bovenbouw, terwijl problematisch spijbelen zich daar concentreert.
Ruim 20 procent van de Nederlandse 20- tot en met 24-jarigen die geen onderwijs meer volgen, heeft geen startkwalificatie op mbo-2-, havo- of vwo-niveau. Dit is hoger dan gemiddeld in de Europese Unie. Ongeveer 42 procent van de voortijdige schoolverlaters is van allochtone herkomst. Veel scholen bieden onvoldoende zorg aan hun zwakste leerlingen en de registratie van voortijdige schoolverlaters is gebrekkig.
Veel scholen doen het gewoon goed, stelt de inspectie. In het basisonderwijs was in 1998 nog maar op 29 procent van de scholen het onderwijs voldoende afgestemd op de verschillen tussen leerlingen. Het afgelopen schooljaar was dat 48 procent.
Ook de zorg voor zwakke leerlingen verbeterde. In 1998 voldeed op dit punt 59 procent van de basisscholen, het afgelopen schooljaar was dat 74 procent.
De vervanging van de vele leraren die de komende jaren met pensioen gaan, legt grote druk op de kwaliteit van de lerarenopleidingen en op de capaciteit van scholen om beginnende leerkrachten te begeleiden.
Volgens de inspectie kan 10 procent van de leerlingen aan het eind van groep 3 in het basisonderwijs onvoldoende lezen. Van de recente schoolverlaters (16 tot 19 jaar) kon 7 procent onvoldoende lezen om zich in de samenleving zelfstandig te kunnen redden.
Opvallend is vooral de achteruitgang op taalgebied van de autochtone achterstandsleerlingen. Hun achterstand neemt toe, terwijl de allochtone leerlingen hun achterstand aan het inlopen zijn.
Bijna alle scholen voor voortgezet onderwijs hebben procedures om zorgleerlingen vroegtijdig te signaleren en te begeleiden. Problemen zijn er nog met het werken met handelingsplannen voor leerlingen die geïndiceerd zijn voor leerwegondersteunend onderwijs en met het opzetten van een leerlingvolgsysteem.
De kwaliteit van veel scholen voor speciaal en voorgezet speciaal onderwijs is nog onvoldoende. Bij slechts de helft van de scholen voldoet het leerstofaanbod. Het probleem bestaat vooral uit een tekort aan passende materialen.
Het curriculum in het vmbo is te theoretisch, stelt de inspectie. Op vmbo-scholen wordt echter met grote betrokkenheid gewerkt aan didactische vernieuwingen.
Ondanks de hoge gemiddelde prestaties bij de exacte vakken heeft Nederland in vergelijking met andere landen in Europa relatief weinig studenten en afgestudeerden in bètavakken en techniek.
De hoeveelheid onderwijstijd die scholen inruimen voor beweging is al jaren gelijk en sluit niet aan bij de toegenomen problematiek rond overgewicht. Bij 29 procent van de basisscholen komen incidenten tussen ouders en personeel, zoals uitschelden, pesten, chanteren, beledigen en bedreigen, regelmatig voor. In 2 procent van de gevallen is hier sprake van fysiek geweld. Bij de basisscholen in de grote steden is dat respectievelijk 50 en 6 procent.
Slechts weinig scholen houden systematisch bij welke incidenten zich voordoen.