Kamer: Prostitutie nooit passend werk
De Tweede Kamer is het niet eens met minister De Geus (Sociale Zaken) dat banen in de prostitutie voor bepaalde werklozen als „passende arbeid” kunnen worden beschouwd.
Op aandringen van een forse kamermeerderheid moest De Geus woensdag in een overleg over reïntegratie klip en klaar toezeggen dat werklozen door uitkeringsinstantie UWV nooit actief benaderd mogen worden met vacatures in de prostitutie. Laat staan dat er sprake zou kunnen zijn van dwang of zelfs sancties tegen het niet aanvaarden van zo’n baan.
In een brief aan de Kamer had De Geus enkele weken geleden al laten weten dat van dwang geen sprake kon zijn. Hij ging er echter wel van uit dat door de afschaffing van het bordeelverbod in 2001 niet „op voorhand” kan worden uitgesloten dat een aanbod van werk als prostitué passend is. Praktisch zou het dan moeten gaan om werklozen die vroeger al prostitué waren en er geen bezwaar tegen hebben.
Een forse kamermeerderheid bleek gisteren actieve bemiddeling van zulke banen af te wijzen. Veel partijen zijn ongelukkig met de kwalificatie ”passende arbeid”. Volgens VVD-kamerlid Weekers wordt door het gebruik van die term een verbinding gelegd met de sociale zekerheid die op termijn zou kunnen leiden tot dwang en het opleggen van sancties, zoals het korten op de uitkering.
Minder eenstemmig was de Kamer over de vraag of het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) op zijn website melding mag maken van vacatures in de prostitutie. CDA, ChristenUnie, SGP en ook SP vinden duidelijk van niet, waarbij SP-kamerlid De Wit erop wees dat het gaat om niets minder dan vrouwenhandel. PvdA, VVD, GroenLinks en D66 hebben er niets op tegen.
Minister De Geus herhaalde dat vacatures voor werken in de prostitutie formeel niet geweerd kunnen worden, maar dat wel „gepaste censuur” mogelijk is. Volgens hem is werken in de prostitutie weliswaar legaal, maar „zeker niet normaal.”
Het overleg wordt mogelijk nog gevolgd door een motie waarin de Kamer zich uitspreekt tegen prostitutie als passende arbeid. Overigens nam in 1999 toenmalig minister Korthals van Justitie namens het tweede paarse kabinet dat standpunt al in.