Binnenland

„Die trein mag nooit meer rijden”

Zo’n 2000 mensen herdachten dinsdag de bevrijding van Kamp Westerbork, zestig jaar geleden. Ze stonden vooral stil bij degenen die via het kamp naar de gaskamers gingen.

Niek Stam
13 April 2005 11:32Gewijzigd op 14 November 2020 02:26
HOOGHALEN – Jongeren en ouderen woonden dinsdag de herdenking van de bevrijding van Kamp Westerbork bij. Foto Jacob Melissen
HOOGHALEN – Jongeren en ouderen woonden dinsdag de herdenking van de bevrijding van Kamp Westerbork bij. Foto Jacob Melissen

Hun namen klinken, als een stille tocht van de poort van het kamp naar het monument met de kromgetrokken spoorrails trekt. Onder de deelnemers bevindt zich prinses Margriet, die de eerste krans bij het monument zal leggen. Er zijn ook twee bevrijders van het kamp, 300 nabestaanden van slachtoffers en 148 overlevenden, onder meer vanuit Israël, Engeland, België, Canada en de VS.

PvdA-senator Van Thijn schetst zijn ervaringen in Kamp Westerbork. Als 11-jarig jongetje werd hij er bevrijd. Hij zei zich die dag nog te herinneren als was het gisteren. „De vreugde. Maar ook de angst aan de vooravond of de Duitsers ons nog iets zouden aandoen. De beschieting door de Canadezen die dreigde. En toen de euforie.” Het was volgens Van Thijn „de mooiste dag van mijn leven, die ik me nooit meer -ondanks alles- heb laten afpakken. Ik weet nog hoe ik uitzinnig op een wachttoren klom en de Canadezen zag naderen, brullend, zwaaiend, juichend. Tot ik er weer afklom, halverwege van de houten trap viel en het op een rennen zette, de tanks tegemoet. De Canadezen aanraakte. Repen chocola aannam en naar binnen propte.”

Pas daarna kwam de ontnuchtering. Van Thijn: „De lange lijsten van mensen die ver weg waren omgekomen. De duivelse getallen van de per trein getransporteerden, opgeteld 102.000.” Toch ziet Van Thijn perspectief. „De geschiedenis zal zich niet meer herhalen. Door de oorlog kennen we nu het verschil tussen goed en kwaad. Nooit meer zullen we toestaan dat een groep mensen wordt gedegradeerd en als ondermensen wordt weggevoerd en vermoord. Die trein mag nooit meer rijden.”

Rabbijn Daniël Katz uit Duisburg zingt het jizkor, een gebed voor de slachtoffers van de nazi-terreur. Van de officiële sprekers maakt de oude rabbijn Izak Vorst de meeste indruk. Hij citeert Psalm 23. „Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods…” Daarna zegt hij het kaddisj, het joodse gebed voor de rouwenden. „We imroe amen” („Zeg amen”), klinkt het herhaaldelijk. Veel aanwezigen zeggen het mee. Er volgt een indringende minuut stilte.

Schoolkinderen leggen 97 anjers op de bielzen van het Westerbork-monument, op elke biels één. Ze staan voor de 97 transporten die uit Nederland vertrokken, waarvan 93 uit Kamp Westerbork. De anjers zijn een symbool: met deze bloemen werden de Canadese bevrijders in het kamp verwelkomd.

Een van die bevrijders was luitenant Ted Sheppard. Voor het eerst in zestig jaar was hij dinsdag terug in Westerbork. Hij wordt kort geïnterviewd, samen met geheim agent Willem van der Veer, die een belangrijke rol speelde bij de bevrijding van het kamp. Sheppard (82) laat een oude jodenster zien. Gekregen van een joodse man die op zijn tank klom. „Hij trok hem van zijn kleren en gaf hem aan mij. Jij moet hem houden, zei hij.”

In zijn dagboek vermeldde Sheppard destijds bij 12 april: „Politiek concentratiekamp Westerbork bevrijd. Eén- of tweeduizend mensen. Veel joden. Veel knappe vrouwen.” Knappe vrouwen? „Ja sorry, ik was 22 jaar toen. Het viel me nogal op”, verontschuldigt hij zich.

Onder de aanwezige gasten zijn tientallen schoolkinderen. Tien overlevenden vertellen, verspreid over het kamp, hun persoonlijke verhaal aan hen. Een groep kinderen zit rond Jules Schelvis (84). Hij vertelt over het kamp en over hoe hij zijn jonge vrouw Rachel verloor. Samen werden ze van Westerbork naar Sobibor getransporteerd. Op aangrijpende wijze schetst Schelvis wat er met haar gebeurd moet zijn. „Van alle vrouwen werd het haar afgeschoren voordat ze werden vergast. Dat gebruikten de Duitsers om viltschoenen van te maken voor de bemanning van onderzeeboten.” „Moest uw vrouw toen ook haar kleding afstaan?” vraagt een jongetje uit groep 8. „Die had ze toen al niet meer”, zegt Schelvis zacht. Afschuw op de gezichten van kinderen en omstanders; een pakje zakdoekjes wordt doorgegeven.

„Helaas zijn er telkens weer nieuwe oorlogen om te herdenken”, zegt Schelvis. Daarom: „Jullie moeten deze verhalen niet met je meedragen. Maar je mag ze ook niet vergeten. Je moet ze op een ander moment weer doorvertellen aan nieuwe mensen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer