Aandeelhouders Priority claimen alsnog miljoenen UPC
Een groep aandeelhouders van UPC-dochter Priority claimt alsnog 200 miljoen dollar van het noodlijdende moederbedrijf. UPC bracht zijn telecommunicatiebedrijf in september noodgedwongen naar de beurs om te voorkomen dat het 200 miljoen dollar aan de groep aandeelhouders moest betalen. Volgens de eisers lijkt de beursgang een schijnvertoning.
De groep aandeelhouders komt voort uit Cignal Global Communications. In november 2000 nam Priority een belang in Cignal, in ruil voor 16 procent van de aandelen. Moederbedrijf UPC beloofde toen dat Priority voor 1 oktober 2001 naar de beurs zou worden gebracht, aldus de Cignal-aandeelhouders. Zo niet, dan mochten ze hun stukken teruggeven. Het totale belang werd toen vastgesteld op 200 miljoen dollar, 222 miljoen euro.
De aandeelhouders overwogen op de dag van de beursgang al naar de rechter te stappen. Ze vonden toen dat het een zeer slechte periode was om een bedrijf naar de beurs te brengen. Het aandeel ging voor 7 euro de markt op, wat de waarde van het belang van Cignal op 4,2 miljoen euro bracht.
De eisers omschrijven in een verklaring de beursgang van Priority als „een cynische poging om onder de voorwaarden van onze overeenkomst uit te komen.” Volgens de groep is er nauwelijks handel in het aandeel. Het zou nauwelijks geld hebben binnengebracht, omdat het slechts voor een klein deel aan het publiek is aangeboden.
UPC laat in een reactie weten op de hoogte gesteld te zijn van de procedure, die is aangespannen bij de rechtbank in Amsterdam. Volgens het kabelbedrijf mist de claim iedere grond.