Calvijn-kenners bijeen rond toneelstuk
Een van de hoogtepunten op het congres van de Amerikaanse Calvin Studies Society, afgelopen week in Grand Rapids (Michigan) was de uitvoering van een toneelstuk - van Theodorus Beza. Is dat niet in strijd met de opvattingen van Calvijn, die het Woord als Gods allesbeslissende heilsopenbaring ver boven elk beeld verheven achtte?
Een van de sprekers had dat zelfs op de morgen voor de avond van de uitvoering nog eens extra onderstreept. Prof. Michael Monheit, die sprak over de rol van kunst in de eredienst bij Calvijn, maakte duidelijk hoezeer het Woord van God voor Calvijn elk beeld overbodig maakte. Hij wees daarbij op het grote belang van de ”woordgerichtheid” bij Calvijn. Dat zou ook te maken hebben gehad met de invloed van de vriendenkring uit zijn jeugd, met wie hij de liefde voor de klassieke literatuur (het woord als zodanig), en daarom ook het Woord van God deelde.
Waarom dan toch toneel op een Calvijn-congres? De reden was dat Calvijns belangrijkste leerling, zijn opvolger en de vader van de gereformeerde orthodoxie Theodorus Beza, een stuk heeft geschreven dat men ter ere van diens 400e sterfjaar weer eens wilde opvoeren. Onder leiding van prof. Susan Felch werd een amateurtoneelgezelschap gevormd. Onder anderen Karin Maag, directeur van het Meeter Center, het instituut voor Calvijn-studie in Grand Rapids, en bibliothecaris Paul Fields speelden mee, met een aantal studenten van het Calvin Theological Seminary, de opleiding van de Christian Reformed Church. De inhoud van het bijbelse toneelstuk was het offer van Abraham.
Beza schreef het toneelstuk in 1550 in Lausanne, waar hij de collega was van Calvijns vriend Viret. Het moet erg populair geweest zijn, want er zijn vele drukken van verschenen. Volgens overleving is het bij de eerste uitvoering met groot applaus gewaardeerd. Het werd al spoedig in het Engels vertaald door de bekende vertaler van werken van Calvijn en Beza, Golding. In Grand Rapids werd het stuk in de oude Engelse vertaling opgevoerd.
We moeten bij dit toneelstuk echter niet direct denken aan de dramatische vormgeving waarbij acteurs zich helemaal in de rol van bijbelse figuren inleven. Het lijkt meer op een stemmenspel, van het soort dat heden nog wel bij kerstfeestvieringen wordt gehouden. Overigens gaf Beza bij de stemmen ook een rol aan satan, die als grote tegenstander van God moest proberen om Abraham tot opstandigheid en ongehoorzaamheid te verleiden. Dat lukte uiteraard niet, en toen de satan verloor, ging hij smadelijk af.
Het accent ligt in dit toneelstuk vooral op de absolute onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan het Woord, en het vertrouwen in Gods genadige en voorzienige leiding, ook waar alles het tegendeel lijkt te worden van Gods belofte. De inhoud is dus heel duidelijk in de geest van Calvijn, van wie Beza zich theologisch een getrouwe leerling toont. Dit soort spelen, in de traditie van de middeleeuwse mysteriespelen, waren dus ook na de Reformatie nog mateloos populair. De reformatoren hebben kennelijk geen enkele behoefte gevoeld om ze af te schaffen.
Behalve als begenadigd schriftuitlegger en verdediger van de gereformeerde leer was Beza dus ook een man van cultuur. Het één sloot het ander blijkbaar niet uit.
Lange tijd was het zo dat Beza zijn toekomst meer zag in de literaire dan in de theologische wereld. Hij was van adellijke komaf en van jongs af aan vertrouwd met de verfijnde cultuur van het humanisme. Financieel was hij min of meer onafhankelijk door enkele kerkelijke toelagen, waarmee hij ruim in zijn levensonderhoud kon voorzien. Al stond hij op een evangelische manier kritisch ten opzichte van de kerk van Rome, toch heeft het jaren geduurd voordat het tot een beslissing kwam om radicaal voor de Reformatie te kiezen.
Toen hij na een ziekte tot het inzicht was gekomen dat hij zijn leven onvoorwaardelijk aan God moest geven en de geneugten van het literaire leven achter zich moest laten, ’vluchtte’ hij naar Calvijn in Genève. Daar liet hij ook zijn ’geheime’ huwelijk inzegenen.
De bijdrage van prof. Scott Manetsch (Trinity Evangelical Divinity School, Deerflield, Illinois), die handelde over de bekering van Beza, sprak mij het meeste aan. Er zijn tijdens een wetenschappelijk congres ook bijdragen die zo specifiek en specialistisch zijn, dat velen de vreugde van de studievrucht van de referent niet echt meemaken. De bijdragen waarin de hoofdpersonen uit de geschiedenis in het heden gaan leven, blijven het beste bij.
Prof. Manetsch liet ons Beza kennen als een jonge man die aanvankelijk op twee gedachten hinkte. De liefde voor de muzen, de poëzie, zijn boeken en het leven in Parijs was aanvankelijk te sterk om dezelfde keus te maken als Calvijn eerder had gedaan. Als Calvijn tegen de zogenaamde nicodemieten schrijft (de evangelischen in Frankrijk die uiterlijk niet willen breken met de valse kerk, terwijl ze innerlijk overtuigd zijn van de waarde van de Reformatie), dan zal ook Beza zich aangesproken hebben gevoeld. Maar na zijn ernstige ziekte gaf God hem de doorbraak, die hem definitief naar zijn geestelijke vader Calvijn deed overlopen. Als diens meest vertrouwde geestelijke zoon bleek hij van onschatbare waarde voor de doorwerking van Calvijns invloed in de gereformeerde wereld.
In alle bijdragen tijdens het colloquium in Grand Rapids kwam dat zodanig aan het licht, dat Beza de aandacht kreeg die hij verdiende. Zonder direct toe te geven aan de karikatuur dat hij de erfenis van Calvijn min of meer zou hebben verduisterd in een nieuwe scholastiek.
Wellicht is het colloquium van de Calvin Studies Society een nieuwe aanzet geweest voor diegenen die de Reformatie bestuderen, om Beza meer aandacht te geven. Zo kan de herdenking van een sterfjaar misschien weer nieuw leven geven aan de studie van deze belangrijke reformator.
De Amerikaanse Calvin Studies Society hield van donderdag tot zaterdag in Grand Rapids haar tweejaarlijkse colloquium. In een tweeluik beschrijft ds. M. A. van den Berg zijn ervaringen. Vandaag het laatste deel.