Overleven in een dodelijke valstrik
Titel:
”In de schaduw van de Dom, Overleven in de stad van de NSB”
Auteur: Jan Willem Regenhardt
Uitgeverij: Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2002
ISBN 90 76314 92 6
Pagina’s: 248
Prijs: € 19,90. Bram Snatager wordt in 1942 als een van de eersten van de Joodse gemeenschap in Utrecht afgevoerd naar Auschwitz-Birkenau. Later volgt moeder Leentje, nog weer later zus Flora. Geen van allen keert terug. Alleen broer Bernard weet tijdens de Tweede Wereldoorlog de ”Entjudung” in de Domstad te overleven. Zonder zijn steun en toeverlaat Willemien Temming had hij dat nooit gered, zo blijkt uit het boek ”In de schaduw van de Dom” van Jan Willem Regenhardt.
Voor Joden in Utrecht was het de laatste drie jaren van de oorlog vrijwel onmogelijk te ontkomen aan deportaties naar concentratiekampen van het nazi-rijk. Het Duitse regime haalde het net om de gemeenschap steeds strakker aan, daarbij meer dan bereidwillig geholpen door Nederlandse ambtenaren en agenten. Bijna niemand wist de meedogenloze terreur te overleven. Van de bijna 1500 Joden in de Domstad waren er in mei 1945 slechts tien tot twaalf over.
Bernard Snatager was een van hen. Zijn persoonlijke levenskroniek en die van zijn vrouw en familie staan centraal in een boek van historicus Jan Willem Regenhardt over de teloorgang van de Utrechtse samenleving. De stad veranderde na de inval van nazi-Duitsland in een dodelijke valstrik. Voor de Joden was er hoe langer hoe minder levensruimte. Aan het eind van de oorlog sleet Bernard zijn dagen in een piepklein zolderkamertje. Zijn familie was toen reeds vergast.
Regenhardt geeft min of meer een driedimensionale kijk op de oorlogsjaren in Utrecht. Dat maakt zijn boek wel zo indringend. Wisselend richt hij de scope op het Duitse regime (dat in zijn maatregelen tegen de Joden ijverig werd bijgestaan door Nederlandse gezagsdragers, ambtenaren, agenten, NSB’ers en WA’ers), op de steeds grimmiger situatie in Utrecht en op het wel en wee bij de familie Snatager.
Waarbij het accent valt op het wee: de familie is onvoorstelbaar veel leed berokkend. Bram Snatager, met wie Bernard samen een kledingzaak runde, werd in juni 1942 als eerste opgepakt. Gestoken in een colbert met de gele ster had hij koffie gedronken in een café waar Joden niet welkom waren. Zonder veel omhaal werd hij gearresteerd door enkele SS’ers. Via kamp Amersfoort werd hij op transport gezet naar Auschwitz, het allereerste transport. Na hem zouden zijn moeder en zus volgen.
Rugzakken
Maar de bezetter maakte volgens Regenhardt niet alleen „duistere krachten” los. Willemien Temming stelde zich tot doel haar geliefde Bernard van de vervolgingen te redden. Zij was als een van de weinigen bereid haar leven in de waagschaal te stellen voor de Joodse gemeenschap in Utrecht. Heldhaftig trad Willemien op toen Bernard begin 1943 tijdens een gezamenlijke fietstocht werd gearresteerd. Met het excuus dat hij de enige was in de stad die rugzakken produceerde en dat die rugzakken nodig waren voor het deportatiebeleid, kreeg zij het bij de Sicherheitspolizei gedaan om hem vrij te krijgen.
De ”Entjudung” in Utrecht begon, net als overal, geleidelijk en was juist daarom misschien wel zo verraderlijk. Een van de eerste maatregelen die de Duitsers gelastten, was het ondertekenen van de niet-Joodverklaring door ambtenaren. Nederlandse burgemeesters, die op veel plaatsen nog niet waren vervangen, gaven er vrijwel allemaal gehoor aan. Ook in Utrecht werd onder aanvoering van burgemeester G. ter Pelkwijk „braaf” getekend. Een maand later volgde ontslag van de niet-ariërs; de uitstoting van de Joden uit de maatschappij nam een aanvang.
Regenhardt neemt in zijn boek de houding van de toenmalige bestuurders scherp onder de loep, soms geeft hij die bijna cynisch weer. In zijn ogen bleven velen wel erg lang aan; zij begaven zich op een al te hellend vlak. Zij zeiden dat weliswaar te doen uit goede bedoelingen (in hun plaats zou immers een NSB’er aantreden), maar op den duur maakten zij volgens de historicus hun handen wel erg vuil.
Even kritisch schrijft de historicus over de Nieuw Israëlitische Gemeenschap Utrecht (NIGU). Die onderkende de dreiging van de ”Entjudung” eveneens onvoldoende. Volgens Regenhardt werd de NIGU al in juni 1940 gewezen op „de duistere toekomst” voor de Joden door een brief van een Utrechtse verzekeringsmaatschappij. Die wilde graag contracten met Joodse middenstanders afsluiten voor het geval de Duitsers zouden besluiten tot maatregelen „tegen uw geloofsgenoten”, bijvoorbeeld massale liquidatie.
Kleine geschiedenis
Jan Willem Regenhardt geeft een goed gedocumenteerde beschrijving van de stad Utrecht tijdens de oorlog, waarbij het overigens spijtig is dat hier en daar in het boek een krachtterm of erger valt. De auteur legt op soepele wijze allerlei dwarsverbanden en geeft op de juiste momenten uitweidingen over bijvoorbeeld de deportaties vanuit Amersfoort en Westerbork naar Auschwitz en Mauthausen aan de hand van ooggetuigenverslagen. Ook de motieven van Utrechtenaar P. Hörmann om zich helemaal te storten in de nazi-ideologie komen uitvoerig aan bod. Maar telkens keert Regenhardt terug naar de kleine geschiedenis van Bernard en Willemien Snatager.
Wel is het zo dat de auteur veel aandacht schenkt aan de eerste fase van de oorlog in Utrecht, wanneer de NSB de stad tot hoofdkwartier uitroept en de WA via zinloos geweld en intimidatie het straatleven zuur en bitter maakt. Het verzet in Utrecht krijgt daarentegen maar matig aandacht. Wellicht komt dat omdat het verslag voornamelijk wordt beschreven vanuit het oogpunt van Bernard en Willemien Snatager.