Toch wel moeilijk om democraat te zijn
In zijn drama ”Julius Ceasar” laat Shakespeare op knappe wijze zien hoe een redenaar de massa kan bespelen. Na de moord op Ceasar, in 44 voor Christus, lijkt moordenaar Brutus het volk te hebben overtuigd van de noodzaak van zijn daad. Maar als even later Marcus Antonius het spreekgestoelte beklimt, weet hij heel subtiel en stap voor stap een kentering te brengen in de publieke opinie. Voortdurend noemt hij Brutus „a honourable man”, maar naarmate zijn toespraak vordert, krijgt die benaming een steeds ironischer lading. Tot hij het plebs om heeft gepraat en het volk geheel op zijn hand is.
Dat bespelen van de massa komt ook in deze tijd nog voor. Zie het optreden van D66-aartsvader Van Mierlo vorige week. Op het massaal bezochte congres van zijn partij wist hij aan het eind van de dag een ruime meerderheid van de aanwezige democraten ertoe te bewegen het paasakkoord te steunen. Onder hen waren er ongetwijfeld die zich aan het begin van de dag vast hadden voorgenomen tegen te stemmen. Maar door de retorische gaven van Van Mierlo én door zijn charisma en gezag kozen zij uiteindelijk toch de kant van fractievoorzitter Dittrich, zodat het kabinet opgelucht kan doorregeren.
Daarbij was het van beslissende betekenis dat de partijtop na uren van verhit debat ’toevallig’ als laatste het woord gaf aan de politieke mastodont Van Mierlo. Die maakte, net als Shakespeare’s Anthony, voor 100 procent gebruik van zijn positie als hekkensluiter, door de bezwaren en de kritiek van voorgaande sprekers enerzijds te erkennen, maar er anderzijds een eigen draai aan te geven met de inmiddels bekende uitkomst.
Handig gedaan van de D66-voorlieden. Handig gedaan van Van Mierlo. En misschien heeft de oprichter van de partij nóg wel slimmer geopereerd dan velen doorhadden. Want het was opvallend dat ”mister D66” vorige week woensdag in een interview in het dagblad Trouw aanvankelijk inzette met zware kritiek op het paasakkoord en met de aankondiging dat hij zeer waarschijnlijk tegen ging stemmen. En het was nog opvallender dat hij zijn eigen kritiek al in de loop van die dag beetje bij beetje begon af te zwakken.
Het is niet gewaagd te veronderstellen dat we hier met bewuste tactiek van de oud-leider van D66 te maken hadden. Immers: juist hij die zich eerder zo negatief heeft uitgelaten over het onderhandelingsresultaat van partijleider Dittrich, heeft later veel gezag als hij, zélfs hij, ten slotte tot de conclusie komt dat het beter is het paasakkoord toch te steunen.
Nogmaals: handig en knap gedaan. Maar toch wringt hier iets, juist vanuit het gedachtegoed van D66. Want is het niet opmerkelijk dat in een partij die als geen ander uitgaat van de keuzevrijheid van redelijke, verstandige individuen, de persoon van de leider zó’n doorslaggevende rol speelt? En is het niet even opmerkelijk dat in een partij die prat gaat op haar ver doorgevoerde interne partijdemocratie, een congres zodanig geregisseerd lijkt dat het in de buurt komt van manipulatie?
Blijkbaar is het in de praktijk niet zo gemakkelijk om democraat te zijn. Waar D66 als het om het beleid gaat een groot voorstander is van referenda en van de direct gekozen burgemeester, en er trots op is dat zij dit soort keuzes aan de Nederlandse burger toevertrouwt, is het voor haar blijkbaar een stuk lastiger om in een situatie waarin het erop aankomt de eigen leden werkelijk de vrije hand te laten. Wij democraten vertrouwen op het oordeel van de burger. Maar nu even niet.
Geheel in deze geest pas de opmerking van minister Brinkhorst van Economische Zaken, die op het D66-congres voortzetting van de huidige coalitie bepleitte met het argument dat hij de regering van het land „niet wil overlaten aan linkse en rechtse populisten.”
Voorzover hij daarmee bedoelt dat hij op dit moment geen verkiezingen wil, heeft hij groot gelijk. Drie verkiezingen in twee jaar is al te veel van het goede. Maar voorzover hij hiermee getuigt van een wantrouwen van de kiezer, alsof die na de door de PvdA veroorzaakte problemen in de coalitie niet zou kunnen uitmaken wie het gelijk aan zijn kant heeft, botst hij met zijn eigen democratische uitgangspunten.
D66 is, in navolging van haar oprichter, altijd een partij geweest van schijnbare tegenstellingen. Maar het trots zijn op de interne partijdemocratie en het tegelijkertijd sterk regisseren van een congres door een partijtop en door een coryfee uit het verleden, is geen schijnbare tegenstelling maar een werkelijke contradictie. Of je moet het willen verklaren met -om nog even naar de Oudheid terug te keren- de politieke theorie van Plato. Die meende dat democratie en despotie dicht tegen elkaar aan liggen, omdat ze elkaar in de natuurlijke gang der staatsvormen logischerwijze opvolgen.