Al-Jaafari: gematigd en pragmatisch
De donderdag gekozen nieuwe premier van Irak, Ibrahim al-Jaafari, komt gematigd en pragmatisch over. Hij spreekt zacht en is niet bijzonder charismatisch. Hij kan echter keihard onderhandelen. Mede dankzij die onverzettelijke houding had hij de beste papieren voor de premierspost van Irak.
De Verenigde Iraakse Alliantie (VIA), het blok waarin de grootste sjiitische partijen zich hebben verenigd, nomineerde al-Jaafari al rap voor het premierschap. Dat gebeurde nadat de ex-favoriet van het Pentagon, Ahmed Chalabi, zijn kandidatuur had ingetrokken.
Al-Jaafari heeft wel geknokt om de post te bemachtigen. Zijn Islamitische Dawa-partij en de Opperste Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (Sciri) zijn de belangrijkste partijen binnen de VIA. De Sciri gaf de claim op het premierschap al snel op, maar Chalabi bleef vasthoudend, ondanks zijn zwakke positie binnen de sjiitische alliantie.
Al-Jaafari werd in 1947 in de heilige stad Karbala geboren in een familie van textielhandelaren en hotelbezitters. Hij studeerde geneeskunde in Mosul en werd in 1966 lid van de Dawa. In 1980 verbood Saddam Hussein de partij en op het lidmaatschap kwam de doodstraf te staan. Zoals velen vluchtte al-Jaafari naar Iran en later naar Londen. Hij is vader van vijf kinderen en zijn familie leeft nog steeds in de Britse hoofdstad.
Na de Amerikaanse inval keerde hij terug om de Dawa-partij een stem te geven in het nieuwe Irak. Hij werd lid van de door de Amerikanen ingestelde regeringsraad en hij was vice-president. Hij pleitte in deze functies voor een sterke rol van de islam in de nieuwe grondwet.
De Dawa wordt ook wel de ”partij van de pakken” genoemd, terwijl de Sciri de ”partij van de tulbanden” heet te zijn. De Opperste Raad staat veel dichter bij het islamitische regime in Teheran. Veel Dawa-leden willen de sjiitische clerus buiten de politiek houden.
„De Dawa-partij heeft niet tot doel een islamitische staat te vestigen en de islamitische wetgeving in te voeren”, verklaarde al-Jaafari tegenover The Washington Post. Zijn regering zal „de mensenrechten respecteren, rechtvaardig zijn en de rechten van vrouwen respecteren.”
In de Amerikaanse krant The Christian Science Monitor pleitte hij voor de bescherming van minderheden, „maar we moeten ook de meerderheid beschermen en dus moet de islam de officiële religie van de staat worden en we moeten geen wetten hebben die in strijd zijn met de islam.”
Hoe ver hij hierin wil gaan, is niet duidelijk. De afgelopen weken preekte hij vooral eenheid en zei hij „zich geen regering voor te kunnen stellen zonder soennieten, sjiieten en Koerden.” Zijn prioriteiten liggen bij de verbetering van de veiligheid en economie, liet hij CNN weten.
Irak-deskundige Phebe Marr van het Amerikaanse Institute of Peace omschrijft hem in de krant USA Today als een bemiddelaar die zijn hand zal uitsteken naar de soennieten. De Brit Toby Dodge van de Queen Mary University in Londen noemt hem in The Christian Science Monitor pragmatisch.
Of hij zich echter ook zo zal opstellen tegenover zijn oude vijand, de Ba’ath-partij van Saddam Hussein, is maar de vraag. In The Washington Post zei hij iedereen uit het staatsapparaat te willen zuiveren die heeft geprofiteerd als Ba’ath-functionaris of verantwoordelijk was voor de onderdrukkende praktijken van deze partij.